De gezondheid van haar vader was voor Brenda van Graefschepe (37) een echte eyeopener. Doordat het slecht met zijn hart ging, besefte Brenda dat er ook bij haarzelf iets moest veranderen. In een paar jaar tijd transformeerde zij van een niet sportief persoon in een hardloopcoach voor anderen.
Toen Brenda nog maar een jaar of vier was, kon haar vader weinig meer. Hij had geen puf om te spelen met zijn kinderen en alles was al snel te zwaar. Hij moest een bypassoperatie ondergaan. Deze ging gelukkig goed en hoewel hij daardoor dagelijks medicijnen slikte, kon hij weer doen en laten wat hij wilde. Tot drieënhalf jaar geleden. “Ineens was mijn vader weer heel snel moe en was zijn werk te zwaar. Eenmaal bij de dokter bleek dat de aderen rond zijn hart opnieuw waren dichtgeslibd. Daar had hij veel last van. Hij moest geopereerd worden, maar dat lukte niet. Zijn aderen waren dertig jaar geleden tenslotte al hartstikke broos en dat was er door de jaren heen niet beter op geworden.”
Voor het eerst in de geschiedenis is succesvol een hart van een genetisch aangepast varken getransplanteerd naar een mens. De operatie vond plaats in een ziekenhuis in de Amerikaanse stad Baltimore, meldt The New York Times maandag.
De krant spreekt over een medische primeur die hoop biedt voor honderdduizenden patiënten met falende organen. De doorbraak kan leiden tot voorraden dierlijke organen voor transplantatie bij menselijke patiënten.
Het Centrum voor Aangeboren Hartafwijkingen (CAHAL) van het Amsterdam UMC en het LUMC, heeft de erkenning ontvangen om toe te treden tot het European Reference Network (ERN) GUARD-Heart als expertisecentrum voor aangeboren hartafwijkingen. Dit Europese virtuele netwerk richt zich op de diagnose en behandeling van zeldzame hartziekten, waaronder erfelijke hartziekten en congenitale hartafwijkingen. Doel is door Europese samenwerking patiënten met aangeboren hartafwijkingen toegang te geven tot de best beschikbare behandeling en advies die in Europa beschikbaar is.
Het CAHAL is met de toetreding één van de twee erkende Nederlandse centra voor aangeboren hartafwijkingen binnen het ERN GUARD-Heart voor zeldzame hartziekten. De erkenning houdt in dat het CAHAL volledig voldoet aan alle strenge volume- en kwaliteitseisen van het ERN. Voor kinderhartinterventies, die in het LUMC worden uitgevoerd, geldt bijvoorbeeld de eis dat het centrum minimaal 300 kinderhartoperaties per jaar uitvoert. Daarnaast moet het centrum beschikken over ECMO-faciliteiten (extracorporele membraan oxygenatie) voor kinderen, een speciaal toegewijde kinderhart-IC en kinderelektrofysiologen. De vaak levenslange zorg voor patiënten met aangeboren hartafwijkingen, zoals deze binnen het CAHAL wordt aangeboden, is tevens essentieel. De zorg voor volwassenen met een aangeboren hartafwijking vindt zowel het LUMC als in het Amsterdam UMC plaats.
Krachten bundelen
Nico Blom, kindercardioloog en aankomend voorzitter van de Association for European Paediatric and Congenital Cardiology (AEPC): “Aangeboren hartafwijkingen bestaan uit meer dan 1800 verschillende typen afwijkingen die afzonderlijk allemaal zeldzaam zijn en ook nog veel variaties kunnen hebben. Dit maakt de diagnostiek en de behandeling van iedere afzonderlijke afwijking zeer uitdagend. Soms zijn meerdere hartinterventies noodzakelijk gedurende de loop van het leven van een patiënt. Voor een beter inzicht in de optimale behandeling voor patiënten met zeldzame aangeboren hartafwijkingen is samenwerking en het bundelen van alle beschikbare Europese deskundigheid van groot belang.”
Deze samenwerking is eveneens nodig om hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek naar zeldzame aangeboren hartafwijkingen mogelijk te maken. In één land zijn vaak onvoldoende patiënten met dezelfde aandoening om betrouwbare wetenschappelijke uitspraken te kunnen doen. En die onderzoeksresultaten zijn nodig om de kwaliteit van zorg, inzicht in de aandoening en onderzoek naar nieuwe behandelingen verder te verbeteren.
Het is onderzoekers van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) gelukt om menselijke hartspiercellen massaal te kweken. Dat is een bijzondere prestatie omdat hartspiercellen zich zeer moeilijk laten vermenigvuldigen buiten het lichaam. Door een speciale techniek hebben de onderzoekers nu een vrijwel onuitputtelijke bron van menselijke hartspiercellen gemaakt met veel nieuwe mogelijkheden voor onderzoek naar hartaandoeningen. De resultaten zijn gepubliceerd in Nature Biomedical Engineering.
Op de afdeling Hartziekten in het LUMC doen Twan de Vries en collega’s onderzoek naar de hartaandoening boezemfibrilleren. Hiervoor gebruiken ze onder andere proefdieren. “Dit heeft allerlei nadelen”, vertelt De Vries. “Het gebruik van proefdieren is maatschappelijk beladen, de verzorging is kostbaar en de hartspiercellen van dieren gedragen zich in veel opzichten anders dan menselijke hartspiercellen.” Het liefst zouden de onderzoekers daarom gebruik maken van menselijke hartspiercellen, maar omdat deze cellen zich nauwelijks vermenigvuldigen in het lichaam, laat staan in een laboratorium, kunnen ze simpelweg niet genoeg hartspiercellen krijgen voor hun onderzoek.
Schakelaar
Door een oude truc toe te passen, namelijk het inbouwen van een kankergen in het DNA van hartspiercellen, hoopten de onderzoekers dat de cellen zich sterk zouden vermenigvuldigen. Dat werkte uitstekend, alleen raakten de cellen hun specifieke eigenschappen, zoals het vermogen om samen te trekken, kwijt waardoor het eigenlijk geen hartspiercellen meer waren. “Toen dacht ik: wat als we het kankergen weer uit konden zetten?”, vertelt De Vries. En zo geschiedde. De eerste proef met dit kankergen dat ‘aan’ en ‘uit’ gezet kon worden, was een groot succes.
De Vries: “Door een stofje toe te voegen aan de cellen wordt het kankergen ‘actief’. De hartspiercellen verliezen dan hun eigenschappen en gaan als een gek delen. Door het stofje weg te halen gaat het kankergen ‘uit’ en worden de cellen weer kloppende hartspiercellen.” Dit heeft een vrijwel onuitputtelijke bron van menselijke hartspiercellen opgeleverd.
Minder proefdieren
Door deze vondst kan beter onderzoek gedaan worden naar potentiële nieuwe medicijnen voor hartziekten, omdat ze nu daadwerkelijk op echte menselijke cellen getest kunnen worden. Dit kan een belangrijke bijdrage leveren aan het terugdringen van proefdiergebruik. Om deze reden is het onderzoek gefinancierd door Stichting Proefdiervrij.
Meer inzicht hartziekten
De nieuwe techniek stelt de onderzoekers bovendien in staat om heel nauwkeurig uit te zoeken welke genen verantwoordelijk zijn voor de specifieke eigenschappen van hartspiercellen en voor het vermenigvuldigen van deze cellen. Hierdoor kunnen onderzoekers in de toekomst veel beter begrijpen hoe hartspiercellen precies werken en hoe hartziekten, zoals boezemfibrilleren, ontstaan. Deze kennis kan ook gebruikt worden voor de ontwikkeling van nieuwe methoden om beschadigde harten te repareren.
Meer weten? Bekijk de animatie hierboven of lees het artikel ‘Conditional immortalization of human atrial myocytes for the generation of in vitro models of atrial fibrillation’ van Niels Harlaar, Daniël Pijnappels, Antoine de Vries en collega’s in Nature Biomedical Engineering.
Mensen die geprikt zijn met (tweemaal) AstraZeneca en (éénmaal) Janssen zijn minder goed tegen de deltavariant van het coronavirus beschermd dan mensen die Pfizer of Moderna kregen. Dat blijkt uit onderzoek van de afdeling medische microbiologie van het academisch ziekenhuis in Maastricht, het MUMC+. Mensen met deze twee vaccins hebben meer nog dan andere gevaccineerden een booster nodig, aldus onderzoeksleider Jozef Dingeman van het ziekenhuis.
Doorbraakinfecties
“In juli zagen we dat mensen geïnfecteerd raakten, ofschoon ze voldoende gevaccineerd waren”, legt Dingemans uit. “Dat gebeurde toen de horeca weer openging. Het aantal besmette mensen nam toe, waarop we besloten dat te onderzoeken.” De onderzoekers bestudeerden 378 van deze wat genoemd wordt “doorbraakinfecties”. Dat zijn infecties waarmee mensen getroffen werden ondanks dat ze gevaccineerd waren.
Onderzocht werd om welke variant het ging, hoe oud de patiënt was, van welke symptomen sprake was en welk vaccin de geïnfecteerde persoon had ontvangen. Zo konden verschillen en verbanden tussen deze onderdelen in kaart worden gebracht. De belangrijkste conclusie is dat dat mensen die Janssen of AstraZeneca hadden ontvangen, sneller te maken kunnen krijgen met zo’n doorbraakinfectie.
Deltavariant
“Janssen of AstraZeneca werkten prima tegen de oorspronkelijke Alpha-variant van het virus”, aldus Dingemans. “Maar toen kwam de Deltavariant, en daartegen bleken deze vaccins minder goed te beschermen.” Dingemans raadt met name de mensen die gevaccineerd zijn met AstraZeneca of Janssen aan zeker een booster te gaan halen.
Dingemans heeft niet onderzocht hoe het zit met de nieuwe Omikron-variant. Wel zegt hij uit de literatuur te hebben begrepen dat alle vaccins een opwaardering nodig hebben om deze variant goed te kunnen weerstaan. “Ga dus in elk geval boosteren”, zei hij.
Vaccinatie werkt, maar booster is nodig
De onderzoeksresultaten bewijzen dat boosteren nodig is, aldus hoofdonderzoeker Jozef Dingemans. ‘’Vaccinatie werkt heel erg goed om ziekenhuisopnames en ernstig ziek worden te voorkomen. Tegelijk is het waardevol dat we nu weten dat de deltavariant in staat lijkt te zijn om makkelijker door de vaccins van AstraZeneca en Janssen te breken en gevaccineerde personen te besmetten. Deze personen kunnen het virus dan weer doorgeven aan de kwetsbare groepen, met name ouderen. Ons onderzoek laat dus zien hoe belangrijk het is dat mensen, zeker zij die deze vaccins kregen, snel een booster krijgen.’’
Een slechte film waar ze zelf niet bij was. Zo voelt haar hartstilstand voor
Svintha Lankester (35). Eind mei sloeg het noodlot toe en moest ze door haar eigen man, Jeffrey, worden gereanimeerd. Voor Svintha – die hier zelf niets meer van wist – is het nog steeds allemaal heel onwerkelijk.
Als ze haar verhaal begint, begint ze meestal bij het begin. Bij hoe haar leven was. Svintha woont samen met haar man Jeffrey en hun drie kinderen van tien, zeven en vier jaar. Ze werkte als designer en sportte graag: fitness en hardlopen. Ze leefde gezond. Nooit had ze last van gezondheidsklachten. En toen werd ze een paar maanden terug, heel plotseling, ineens wakker in het ziekenhuis. Zonder zich iets te kunnen herinneren. “Ik had geen enkel besef van wat er met me was gebeurd. Blijkbaar was er iets heel erg misgegaan. De artsen vertelden me dat ik geluk had gehad dat ik überhaupt nog leefde. Ik kan je vertellen: dat voelt heel raar.”
Reanimeren
Die bewuste zaterdag- op zondagnacht eind mei heeft Svintha naar Jeffrey geroepen dat het niet goed ging. Het volgende moment is ze uit bed gerold. Jeffrey werd wakker en zag al snel dat er iets helemaal niet goed was. Hij belde meteen 112 en is snel begonnen met reanimeren. Dit is Svintha achteraf allemaal verteld. “Jeffrey heeft twee jaar geleden een cursus gedaan en wist daardoor meteen wat hij moest doen. Gelukkig waren de hulpdiensten er snel. In no time stond het hele huis vol. Ik heb veel geluk gehad dat Jeffrey meteen is gestart met de reanimatie. Bij een hartstilstand telt elke seconde. Hersenschade kan al binnen een paar minuten optreden. Jeffrey heeft me dus eigenlijk gered.”
Geen herinnering
De hulpdiensten probeerden Svintha uit alle macht stabiel te krijgen, maar hadden geen idee wat er aan de hand was. Er was niets waaruit ze konden afleiden wat haar mankeerde. Eenmaal in het ziekenhuis werd Svintha meteen helemaal onderzocht, maar ook daar konden ze in eerste instantie niets vinden. Elf dagen lag ze uiteindelijk in het ziekenhuis, waarvan de eerste dagen op de IC. “Mijn laatste herinnering is van de dag voordat dit allemaal gebeurde. Van die bewuste dag zelf kan ik me niets herinneren en ook van de eerste tijd in het ziekenhuis niet. Ik voel daarom ook nog heel erg de behoefte om alles te weten. Wat er bijvoorbeeld is gebeurd voor ik in het ziekenhuis terechtkwam en wat ze precies hebben gedaan. Ik zou dat graag helder willen hebben voor mezelf.”
SCAD
Toen ze uiteindelijk wakker werd, had Svintha geen idee waarom ze in het ziekenhuis lag. Ze voelde dat haar lichaam een klap had gehad, maar besef van wat zich had voorgedaan? Dat had ze niet. Heel wat onderzoeken later kwam er uitsluitsel over wat er gebeurd was: het was een SCAD geweest. Dit is een zeldzame oorzaak van een hartinfarct. “Een SCAD is een scheurtje in de kransslagader. Deze heeft uiteindelijk een klein hartinfarct veroorzaakt, denken de artsen. Op de MRI was namelijk een klein litteken op het hart te zien, wat een hartinfarct geweest moet zijn. Het infarct heeft achteraf gezien al die vrijdagochtend ervóór plaatsgevonden, toen ik na het sporten onderweg naar huis ineens helemaal niet lekker werd op de fiets. Dit is ontstaan door het scheurtje en heeft uiteindelijk geleid tot een grote hartritmestoornis. Daardoor is mijn hart er die bewuste nacht mee gestopt.”
Hormonen
Ook de oorzaak van het scheurtje in de kransslagader werd onderzocht. Allerlei zaken werden uitgesloten. Zo had Svintha niets aan haar vaten en ook geen onderliggende ziekte. Daarnaast kon het niet door stress, drugsgebruik of heel intensief sporten komen. Er bleef maar één ding over: hormonen. “Als je zwanger bent, maak je bepaalde hormonen aan die ervoor zorgen dat de vaten flexibeler worden. Dan kan het dus gebeuren dat er een scheurtje ontstaat. De kans is klein dat zoiets gebeurt, maar het is bij mij waarschijnlijk wel het geval geweest. De artsen denken dat het komt doordat ik meerdere keren zwanger ben geweest. Best gek als je je bedenkt dat mijn jongste al vier jaar is. Ik heb simpelweg pech gehad… Het is nog altijd een raar besef dat je leven van de ene op de andere dag zo kan lopen.”
Het een plekje geven
De hele gebeurtenis heeft veel impact op Svintha gehad. Ze vindt het nog altijd moeilijk om haar emoties te beschrijven. Het een plekje geven lukt haar nog niet. “Ik ben nog steeds erg bezig met wat er is gebeurd en hoe ik me daar nu bij moet voelen. Revalideren gaat gelukkig goed. Fysiek ga ik vooruit en draai ik weer aardig mee, maar ik kan niet zeggen dat ik al helemaal goed in mijn vel zit.” Wat ze vooral ook lastig vindt, is dat onder anderen haar man Jeffrey een heel ander gevoel bij alles heeft dan zijzelf. “Jeffrey heeft er middenin gezeten en heeft enorm in angst geleefd. Niemand wist hoe ik uit mijn coma zou komen. En dat terwijl ik zelf voor mijn gevoel door alles heen geslapen heb. Daar voel ik me soms bijna rot over. Eenzaam zelfs, omdat ik de enige ben die dit gevoel erbij heeft. Met Jeffrey gaat het gelukkig goed. Ik hoop dat ik het over een tijdje zelf ook een plek kan geven, maar voor nu heeft het vooral tijd nodig. Ik besef me namelijk heel goed dat het anders had kunnen aflopen. Hoe dan ook ben ik blij en dankbaar dat ik er nog kan zijn voor mijn kinderen en Jeffrey.”
Waarom het interview met Svintha?
Wij bieden de ruimte om bijzondere verhalen te delen. Ieder van ons kent de angst die je misschien hebt doorgemaakt. De moeite die het soms kost om het te accepteren. Stuur je eigen verhaal in en wij publiceren het op onze website of nodigen je uit voor een interview.
Demissionair minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid heeft in een brief aan de Tweede Kamer laten weten dat de academische ziekenhuizen in Groningen, Amsterdam en Leiden gaan stoppen met kinderhartchirurgie. Alleen in het Universitair Medisch Centrum Utrecht en het ErasmusMC in Rotterdam zal het nog mogelijk zijn om kinderen aan hun hart te opereren, aldus de minister. Complexe operaties voor mensen met aangeboren hartafwijkingen worden ook door deze centra uitgevoerd.
Hartpatiënten Nederland kan begrijpen dat veel ouders deze forse ingreep in de kinderhartchirurgie in Nederland teleurstellend vinden. “Het is een hele opgave als je nog verder moet rijden om je kind te steunen”, aldus voorzitter Jan van Overveld van Hartpatiënten Nederland. “Ook voor de verpleegkundigen in de hartchirurgische centra in Groningen, Amsterdam en Leiden is dit heel verdrietig nieuws. Deze mensen werken met hart en ziel voor de kinderen, die bij hen een speciale plek in hun hart hebben.”
Toch ziet Van Overveld positieve punten. “De centralisatie van de kinderhartchirurgie komt uiteindelijk de kwaliteit ten goede”, aldus van Overveld. “Jaarlijks worden 180 kinderhartjes geopereerd. Het is op zich niet verkeerd dat de expertise in twee centra terecht komt. We willen immers het beste voor onze kinderen, en dat is wat hier gebeurt. Maar het is inderdaad een hard gelag voor mensen die van ver moeten komen. Je zult maar vanuit Maastricht of Groningen naar Utrecht moeten om je kind bij te staan!”
Jaarlijks vinden er ruim 8.000 reanimaties plaats buiten het ziekenhuis. Ingrijpend voor de slachtoffers en hun naasten, maar eveneens voor de hulpverleners. HartbrugMagazine wijdt een reeks aan deze laatste groep en gaat in gesprek met de persoon achter de reanimatie. Vorige keer spraken wij Jelle Tazelaar, vrijwillig brandweerman. Nu vertelt Jan Franssen zijn verhaal: tot zijn recente pensioen Teamleider Spoedeisende Hulp Roermond, maar ook reanimatie- en AED-instructeur.
Jan Franssen
‘Per 1 januari ben ik gestopt met werken en geniet van mijn resterende verlofdagen. Halverwege het jaar ga ik officieel met pensioen en zit mijn loopbaan van 48 jaar Laurentius Ziekenhuis Roermond er op. Maar het verzorgen van reanimatietrainingen en AED-instructies blijf ik voorlopig geven, want ik vind het belangrijk dat zoveel mogelijk mensen kunnen ingrijpen in geval van een hartstilstand. Scholing én herhaling verlagen de drempel om hulp te verlenen’, aldus de 65-jarige Franssen die terugkijkt op een uitdagende en dynamische functie.
Het verschil tussen leven en dood
Wanneer Franssen in 1972 in het ziekenhuis met een interne opleiding tot verpleegkundige begint, bestaat de leiding van het ziekenhuis met name nog uit religieuzen: ‘Nonnen verzorgden het gehele ziekenhuis van alle levensbehoeften. Van de keuken en wasserij tot aan de verpleegkundigen an sich, maar ook het laboratorium en het bestuur waren onder leiding van nonnen. Omdat ook de Spoedeisende Hulp (SEH) en ambulancedienst gedraaid werden door nonnen en destijds weinig mannen voor het verpleegkundige beroep kozen, werd ik al vóór het einde van de 3-jarige opleiding op de SEH gestationeerd. Naast verpleegkundige in het ziekenhuis, was ik ook ambulanceverpleegkundige. Destijds was het nog een mannending. Ik sprong met twee mannelijke klasgenoten in het diepe, want wij gingen meteen patiënten per ambulance ophalen die onder andere een hartinfarct hadden. Aan boord van de ambulance; één zuurstoffles en een brancard.’
Gedurende de jaren rolt de verpleegkundige van de ene (leidinggevende) functie in de andere, maar uiteindelijk kiest Franssen ervoor om weer terug te keren naar de werkvloer en te blijven werken als SEH-verpleegkundige voor 24 uur per week. Tijdens zijn loopbaan komt hij in contact met Hartpatiënten Nederland en breidt zijn werktaken alsnog uit: ‘Ik werd benaderd voor het verzorgen van laagdrempelige reanimatiecursussen voor particulieren en startte hiermee in 1979. Heel wat mensen hebben in drie avonden -later teruggebracht tot twee-, geleerd hoe zij een slachtoffer met een hartstilstand of ventrikelfibrilleren het leven kunnen redden middels een paar eenvoudige en technische handelingen. Sindsdien ben ik reanimatie-instructeur en later ook AED-instructeur. Nog steeds verzorg ik met enige regelmaat reanimatietrainingen en workshops.’
Hij vervolgt: ‘Reanimeren op de werkvloer en daarbuiten is anders, want in een ambulance en op de Spoedeisende Hulp zijn meer voorzieningen aanwezig. Op ‘straat’ moet een hulpverlener het als het ware met ‘handen en voeten’ doen. De druk is zeer hoog om snel en adequaat op te treden en met minimale hulpmiddelen hersenschade te voorkomen. Tegenwoordig zijn wij wel steeds meer geholpen met een AED (Automatische Externe Defibrillator), mits deze niet al te ver van de reanimatieplaats aanwezig is. Reanimatie overbrugt de tijd tussen de hartstilstand en het arriveren van professionele hulpverleners; een AED kan het verschil maken tussen leven en dood. Hoe sneller een hartritmestoornis wordt gedefibrilleerd door middel van de AED, hoe groter de kans op overleven.’
Verdubbeling van outcome na een reanimatie
En juist de vergrote overlevingskans blijft voor Franssen de factor om het belang van (leren) reanimeren te blijven benadrukken: ‘De professionele hulpverleners zijn afhankelijk van snel en adequaat ingrijpen door omstanders. Wij hebben immers maar vier à vijf minuten de tijd om een reanimatie op te starten en hersenschade te voorkomen. Deze paar minuten zijn in de meeste gevallen niet haalbaar voor ambulances. Dan is een zogeheten buurt-AED sneller inzetbaar. Ik vind het belangrijk dat zo veel mogelijk omstanders kunnen ingrijpen in geval van een hartstilstand. Vroeger maakte ik als ambulanceverpleegkundige te vaak mee dat mensen aanwezig waren bij een calamiteit, maar dat er te weinig werd ingegrepen. Het is frustrerend omdat mensen de kans wordt ontnomen om een hartstilstand te overleven. Gelukkig is de outcome na een reanimatie tegenwoordig verdubbeld ten opzichte van ongeveer tien jaar geleden dankzij reanimatiecursussen en verplichte BHV-trainingen bij bedrijven, instellingen en sportaccommodaties.’
‘Tijdens mijn tijd als ambulanceverpleegkundige lag eens een oudere mevrouw op straat die door omstanders werd gereanimeerd. Om de defibrillator aan te sluiten, knipte ik haar bovenkleding inclusief beha kapot. Het resultaat? Vier briefjes van honderd gulden doormidden geknipt, die zij in haar beha bewaarde. Mede dankzij adequaat ingrijpen van omstanders, heeft deze mevrouw het gelukkig overleefd. Maar ik heb helaas geen vindersloon ontvangen (grapje)!’
Voor meer artikelen over o.a aandoeningen klik hier
Krijgen we straks een online-huisarts? Je gaat het bijna denken als je de laatste ontwikkelingen ziet in huisartsenland.
Per 1 januari gaat huisarts Ronald Korthals van een huisartsenpraktijk in het Limburgse dorpje Koningsbosch met pensioen. Maar hij heeft geen opvolger. De 1300 patiënten blijven zonder huisarts achter. Wat nu? Verzekeraar CZ heeft een oplossing gevonden. Patiënten van Korthals kunnen volgens Limburgse media per 1 januari gebruik maken van online huisartsenpraktijk Arene. Bij Arene werken huisartsen die eerste aanspreekpunt worden en ook een dossier bijhouden. Patiënten kunnen hun vragen online, telefonisch of via beeldbellen voorleggen. Als er echt naar iemand gekeken moet worden, springen huisartsen uit de omgeving bij.
Arene is een initiatief van vier Brabantse huisartsen die sinds 2016 digitaal hulp aanbieden aan hun patiënten. Volgens CZ zal Arene in meer gebieden worden ingezet waar er een tekort aan huisartsen is. “De ervaring leert dat de meerderheid van de zorgvragen goed beantwoord kan worden via digitale mogelijkheden”, laat CZ aan 1Limburg weten.
Je zou zeggen: de patiënten van Korthals kunnen toch terecht bij omliggende huisartsen. Maar nee, die voerden een patiëntenstop in, dus daar kon niemand meer terecht.
Gezien het verwachte grote huisartsentekort zou een oplossing zoals Arena wel eens vaker uit de kast gehaald kunnen worden. Of dit een goede ontwikkeling is, betwijfelen we. Het wordt er niet beter op.
Voor hartpatiënten die een behandeling moeten ondergaan in alle drie de kransslagaders is een open hartoperatie, een zogenoemde bypass-operatie, de beste behandelingswijze. Maar als het gaat om minder complexe vernauwingen in de drie kransslagaders is het dotteren van die vernauwingen zeker even effectief. Tot die conclusie komt een groep van onderzoekers van University of Stanford in Amerika, het Catharina Ziekenhuis in Nederland en het Cardiovasculair Center Aalst in België. De resultaten van het internationale onderzoek zijn gepubliceerd in The New England Journal of Medicine, wereldwijd het invloedrijkste tijdschrift over geneeskunde.
“Hartspecialisten weten door deze zogeheten FAME 3-studie nu beter welke behandeling voor wie het meest geschikt is”, zegt onderzoeker Frederik Zimmermann van het Catharina Ziekenhuis. “We kunnen met deze kennis de behandeling nog specifieker afstemmen op de patiënt met een grotere veiligheid en beter resultaat. Zorg op maat! Goed nieuws dus voor onze hartpatiënten.” Het onderzoek is de grootste studie ter wereld die dotteren met een bypassoperatie heeft vergeleken bij vernauwingen in alle drie de kransslagaders; wereldwijd namen 48 ziekenhuizen deel aan het onderzoek.
Aanleiding onderzoek
Patiënten met vernauwingen in de kransslagaders worden onderverdeeld in patiënten met vernauwingen in één, twee of alle drie de kransslagaders. Bij patiënten met vernauwingen in één of twee kransslagaders wordt in het algemeen voor dotteren gekozen, omdat dit de beste resultaten en minste complicaties geeft. Bij patiënten met vernauwingen in alle drie de kransslagaders daarentegen wordt van oudsher een bypass-operatie als de beste behandelingswijze beschouwd.
In de laatste jaren is de techniek van dotteren sterk verbeterd door het ter beschikking komen van betere stents en door de zogenoemde Fractionele Flow Reserve (FFR) methode, waarmee beter bepaald kan worden waar en hoe precies stents geplaatst moeten worden. De doelstelling van de FAME 3-studie was om te onderzoeken of met gebruikmaking van moderne stents en van de FFR methode bij patiënten met vernauwingen in alle drie de kransslagaders even goede resultaten behaald zouden worden als na een bypass-operatie.
In de FAME 3-studie werden daarom wereldwijd 1500 patiënten met vernauwingen in alle drie de kransslagaders die verwezen waren voor een bypass-operatie, door het lot verdeeld in 2 groepen: één groep die de bypassoperatie kreeg en één groep waarbij alle vernauwingen gedotterd werd.
Patiëntgroepen vergeleken
Na een jaar werd gekeken hoeveel patiënten in beide groepen waren overleden, een hartinfarct hadden gekregen of opnieuw een ingreep hadden ondergaan. Uit resultaten uit het verleden was bekend dat het percentage patiënten (met vernauwingen in alle drie de kransslagaders) bij wie een dergelijke complicatie optreedt, na een jaar bij dotteren ongeveer 18 procent was en bij een bypass-operatie ongeveer 12 procent.
Conclusie
In de FAME 3-studie bleken deze percentages 10 procent en respectievelijk 6 procent te zijn. Dat betekent dat dotteren enorm verbeterd is ten opzichte van wat uit het verleden bekend was. Maar ook de resultaten van bypass-chirurgie waren 50 procent beter dan verwacht. De conclusie is dat bij patiënten met vernauwingen in alle drie de kransslagaders, een bypass-operatie in het algemeen nog steeds de voorkeur geniet. Dit geldt vooral wanneer het drie of meer complexe afwijkingen betreft.
Bij patiënten met minder complexe vernauwingen in alle drie de kransslagaders, worden er betere resultaten geboekt met het plaatsen van stents.
Veelvoorkomend
Vernauwingen in kransslagaders (aderverkalking) komen veel voor. 25 procent van de Nederlanders ouder dan 50 jaar en 40 procent van de Nederlanders ouder dan 60 jaar hebben één of meerdere vernauwingen in de kransslagaders. Hoe erger de vernauwing, hoe groter de kans op angina pectoris, pijn op de borst. Als een kransslagader helemaal dicht zit, kan er geen zuurstof meer bij het achterliggende spierweefsel komen en sterft een deel van het hart af. In dat geval spreken we van een hartinfarct.
Vervolgonderzoek
Voor de Fame3-studie zijn patiënten tot 1 jaar na hun behandeling gevolgd. Omdat de onderzoekers ook de gevolgen op langere termijn in kaart willen brengen, worden alle patiënten die deelnamen aan de studie nog steeds gemonitord. Frederik Zimmermann hoopt begin volgend jaar met dit onderzoek te promoveren op de TU/e in Eindhoven.
De FAME 3-studie werd uitgevoerd onder leiding van de University of Stanford (USA, Prof. William Fearon), het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven ( Prof.Nico Pijls ) en het Cardiovascular Center Aalst (België, Prof Bernard De Bruyne).