Als ie ‘t niet goed doet, kan die er dan ook weer uit?

Als het implantaat het niet goed doet, kan die er dan ook weer uit? Dat is een vraag die elke patiënt aan zijn dokter zou moeten stellen als de arts een implantaat voorschrijft. Zoals een pacemaker of ICD. Vraag bovendien áltijd om een second opinion, en weet dat nieuw niet altijd beter is.

Joop Bouma

Dat advies geeft Joop Bouma, die als onderzoeksjournalist van dagblad Trouw betrokken is bij een wereldwijde research naar implantaten. De resultaten van dat onderzoek waren schokkend. Anders dan medicijnen, worden implantaten nauwelijks getest voor ze op de markt komen. Vaak gaat het goed, maar soms blijken ze defect. En als ze eenmaal geïmplanteerd zijn, dan heb je ze er niet zo makkelijk weer uit. Als het misgaat met de accu bijvoorbeeld. Of wanneer er een infectie ontstaat.

‘Artsen’, vertelt Bouma, ‘schrijven een implantaat met de beste bedoelingen voor. Maar zij krijgen hun informatie vooral van de fabrikant. Het is daarom altijd beter bij een andere arts om een second opinion te vragen.’

Op internet is er maar weinig onafhankelijke informatie te vinden over implantaten. De informatie die er is, ligt bij de toezichthouder, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), maar deze overheidsinstantie is niet erg open, zo heeft Bouma ervaren. U kunt als patiënt bijna nergens met klachten terecht. En de dokter heeft nauwelijks tijd om de patiënt te vragen hoe het met de stent, ICD of pacemaker gaat. Dat krijg je ervan als je voor elke patiënt maar zes minuten mag uittrekken.

Wandeling

Het begon met een wandeling. Joop Bouma, redacteur bij dagblad Trouw, en zijn collega Jet Schouten van Radar spraken in 2016 tijdens een lange tocht over de hei bij Hilversum met elkaar over implantaten. Waar kunnen patiënten onafhankelijke informatie vinden over hun implantaat? Wat krijgen ze te horen over bijwerkingen en over dingen die niet goed gaan? Joop Bouma vond de internationale organisatie van onderzoeksjournalisten ICIJ bereid mee te werken aan een wereldwijd onderzoek. Jet Schouten schreef een onderzoeksvoorstel, en dat werd in Washington door zestig journalisten besproken. Ruim 250 journalisten uit 36 landen zetten uiteindelijk hun tanden in het verhaal.

‘Al direct bleek dat er vrijwel geen openbare bestanden waren over implantaten’, vertelt Bouma. ‘We vroegen ons af of de controle vooraf wel goed was.’ In totaal dienden de 250 journalisten samen zo’n 1500 WOB-verzoeken in. ‘Het beantwoorden van onze vragen werd enorm vertraagd, vooral door het bedrijfsleven. De eerste antwoorden kregen we pas begin november 2018, anderhalf jaar na het indienen van ons verzoek. De gezondheidsinspectie  stuurde ons documenten, die grotendeels onleesbaar waren gemaakt. Want ‘men wilde de relatie tussen inspectie en beroepsgroep niet beschadigen’, heette het. Die relatie is blijkbaar belangrijker dan het geven van informatie aan patiënten. Je moet bedenken: fabrikanten zijn verplicht om bijwerkingen en incidenten te melden. Eigenlijk zou je daar niet om hoeven te vragen.’

‘De overheid laat haar oren naar de producenten van implantaten hangen. Daar is de patiënt niet mee geholpen. Implantaten komen erg gemakkelijk op de markt. De Nanostim bijvoorbeeld, de eerste draadloze pacemaker die rechtstreeks in het hart wordt geplaatst, heeft men in Tsjechië op een kudde schapen uitgeprobeerd. Daarna op een klein aantal patiënten in Duitsland, Tsjechië en Nederland. Intussen lopen 1400 patiënten met de pacemaker rond. Maar nu blijkt de batterij niet te deugen. Mensen die van de pacemaker afhankelijk zijn, hebben alsnog een conventionele pacemaker moeten laten plaatsen.’

‘Een implantaat hoeft nu alleen maar een CE-keurmerk te hebben. Dat stelt niet erg veel voor. Vergelijk het met medicijnen: die komen vaak pas na tien jaar op de markt, na zeer uitgebreide testen en controles. Op internet vindt u behoorlijk veel informatie over de werking van medicijnen. Maar dergelijke informatie vindt u op internet niet over implantaten. Als patiënt wilt u weten: wat heb ik in mijn lijf? Als u zich daarover zorgen maakt, ga dan vooral praten met uw cardioloog!’

‘Vaak gaat het ook goed’, relativeert Bouma, die beseft dat artikelen over problemen met hartimplantaten, patiënten ook ongerust kunnen maken. ’Ik sprak een mevrouw in Best, die letterlijk wakker lag van de verhalen in de krant. Ze draagt een pacemaker en ze heeft dat apparaatje echt hard nodig. Ze liet me weten dat ze voortaan een briefje bij zich draagt, een soort codicil. Daarin staat dat ze wil dat er autopsie op haar wordt uitgevoerd, mocht ze buiten het ziekenhuis komen te overlijden. Zodat gecontroleerd kan worden, of er iets misging met de pacemaker. Ze wil zo haar eigen kleine bijdrage leveren aan het verbeteren van de patiëntveiligheid. Want op dit moment worden ICD’s en pacemakers na een plotse hartdood nooit gecontroleerd op juiste werking.’ Meer hierover is te lezen op pagina 16.

‘De registratie van klachten rammelt’, aldus Bouma. ‘In Nederland en in veel andere landen wordt niet goed bijgehouden wat de problemen zijn met medische hulpmiddelen.’

Hartpatiënten Nederland zou graag zien dat alle patiënten toegang krijgen tot alle informatie op het gebied van implantaten.

voor meer artikelen over o.a behandeling klik hier

Dr. Peyman Sardari Nia

‘De mitraalklep is de meest complexe en uitdagende klep van het hart’

Komend jaar zullen we in HartbrugMagazine de werkzaamheden gaan volgen van Dr. Peyman Sardari Nia, die als cardiothoracaal chirurg werkt in het Maastricht UMC+. In deze uitgave vertelt hij meer over zijn specialisme:
de mitraalhartklep.
Wat is een mitraalhartklep?

‘Het hart heeft vier kleppen, die een rol spelen bij de bloedsomloop. Twee van de vier kleppen (de aortaklep en pulmonalisklep) zijn uitlaatkleppen, de andere twee (de mitraalklep en tricuspidalisklep) zijn inlaatkleppen. Als het hart zich vult, gaat de mitraalklep open en als het hart samenknijpt, moet de klep weer dichtgaan. De mitraalklep ligt aan de linkerkant van het hart en regelt de bloedtoevoer van de longen naar de rest van het lichaam. De klep bestaat uit twee klepbladen die via een soort ‘koordjes’ vastzitten aan de hartkamer.’

Vanwaar uw interesse in deze klep?

‘De mitraalklep is heel complex van structuur, veel complexer dan bijvoorbeeld de aortaklep. Ook de problematiek ervan is complexer. Meestal is er een vernauwing van de aortaklep en wordt de klep vervangen. Dat is een routineoperatie van twee uur. Bij de mitraalklep is daarentegen vooral een lekkage het probleem en er zijn ook veel verschillende manieren om dit te repareren. Er komt dus meer creativiteit bij kijken, wat het voor mij uitdagender maakt. Niet dat ik ooit bewust heb besloten me toe te gaan leggen op mitraalkleppen hoor, het is als hartchirurg op mijn pad gekomen. Hoe meer operaties ik deed, hoe meer expertise ik kreeg en daardoor is geleidelijk aan daar mijn focus komen te liggen.’

Wanneer heeft iemand een mitraalklepoperatie nodig?

‘De twee klepbladen van de mitraalklep zitten zoals gezegd dus met koordjes vast aan de kamer. Als die koordjes kapotgaan of de klepbladen niet meer goed op elkaar aansluiten – bijvoorbeeld omdat het hart om een andere reden groter wordt – dan kan er een lekkage ontstaan. De meest voorkomende oorzaak van zo’n lekkage is slijtage. Waarom dit bij de ene persoon wel gebeurt en bij de ander niet, weten we nog niet precies. Een aortaklep slijt ook, maar dit heeft voornamelijk met ouderdom te maken en leidt tot vernauwing. Vernauwing aan de aortaklep zien we daarom vooral bij patiënten van zeventig- of zelfs tachtigplus. Lekkages aan de mitraalklep zien we echter in verhouding ook vaker bij jongere mensen, zelfs bij veertigers. We vermoeden dat dit te maken heeft met de complexe structuur van deze klep, waardoor er minieme verschillen tussen individuen leiden tot problemen.’

Wat doet zo’n lekkage met het hart?

‘Als de mitraalklep niet meer goed werkt, krijgt het hart het bloed niet meer goed rondgepompt (het hart pompt voor- en achteruit). Daardoor gaat het hart zich aanpassen en wordt het groter. Maar de spier groeit niet mee, dus daardoor gaat uiteindelijk de functie achteruit. Als dat blijft voortduren, wordt het hart uiteindelijk een soort grote slappe zak. De patiënt merkt dit bijvoorbeeld doordat hij vermoeider wordt en geen inspanningen meer kan doen. Tegelijkertijd zorgt het ook voor stuwing in de longen, wat resulteert in kortademigheid. Daarbij: als het hart steeds groter wordt, kunnen de klepbladen nog minder goed op elkaar aansluiten en wordt dus ook de lekkage steeds groter. Het is dus een progressief proces van hartfalen en moet daarom meestal behandeld worden.

Wat zijn de behandelopties?

‘Bij de aortaklep is vervanging eigenlijk de standaard behandeling. Bij de mitraalklep is vervanging slechts een van de mogelijkheden. Bij vervanging heb je twee keuzes: een biologische klep, die het grote nadeel heeft dat die na 10 tot 15 jaar versleten is en opnieuw vervangen moet worden. Of een mechanische klep, die als nadeel heeft dat de patiënt de rest van zijn leven bloedverdunners moet slikken. Als er sprake is van een vernauwing of een infectie, is er vaak geen andere mogelijkheid dan vervanging. Dat zien we echter maar een paar keer per jaar, in veruit de meeste gevallen is een lekkage het probleem. En in die gevallen kiezen we bijna altijd voor reparatie. Op de lange termijn doen patiënten die een reparatie hebben gehad, het namelijk gemiddeld beter dan patiënten bij wie de klep is vervangen.’

Hoe gaat zo’n reparatie in zijn werk?

‘Dat kan op honderden verschillende manieren, dat is wat dit specialisme dus zo complex maakt. Ook de benadering van de patiënt kan op verschillende manieren. De klassieke methode is door het borstbeen open te maken, de patiënt aan een hart-longmachine te verbinden, het hart stil te leggen en de klep dan te repareren.

Maar er is ook nog de minimaal invasieve methode, waarbij we via kleine sneetjes aan de zijkant van het lichaam met een camera de klep repareren waarbij we de hart-longmachine aansluiten via de lies. En dan zijn er ook nog nieuwere technieken, waarbij we de operatie uitvoeren op een kloppend hart. Alle technieken vergen veel oefening. Ter voorbeeld: om de minimaal invasieve methode te beheersen, moet je deze operatie 100 tot 150 keer hebben uitgevoerd. En een gemiddelde chirurg doet ongeveer 5 hartklepoperaties per jaar. Vandaar dat dit soort operaties voornamelijk worden gedaan door chirurgen die zich erop toegelegd hebben.’

Hartpatienten Nederland dr. Peyman Sardari Nia (hartchirurg)

 

voor meer artikelen over o.a behandeling klik hier

Het verhaal achter medicinale cannabis

Cannabisolie is ‘upcoming’. Tegenwoordig verkoopt zelfs de ‘ditjes en datjes’ winkel het in een bepaalde concentratie. Maar wat is cannabisolie en wat doet het? HartbrugMagazine zocht het uit.

Wat is medicinale cannabis?

First things first: cannabisolie is geen wietolie. Sterker nog, medicinale cannabisolie verschilt van de cannabisolie aangeboden in de reguliere verkoop. Maar wat is het? Cannabisolie is een van de bekendere producten van de cannabisplant. Cannabis, ook bekend als marihuana en wiet, bestaat uit gedroogde bloemtoppen van de cannabisplant (hennepplant). Hiervan zijn er meerdere soorten, maar de meest bekende is de Cannabis Sativa L.

Waar tot kort geleden cannabis gelinkt werd aan de coffeeshop en recreatief gebruik, is dat beeld inmiddels achterhaald. Cannabis uit de coffeeshop is geen medicinale cannabis, mede doordat de hoeveelheid werkzame stoffen varieert. Hierdoor is de werking niet altijd hetzelfde en is doseren moeilijk. Daarnaast laat de kwaliteit te wensen over: ziekteverwekkers, bestrijdingsmiddelen en zware metalen, maar ook groeibevorderende stoffen zijn veelvoorkomende ingrediënten in cannabis uit de coffeeshop.

Medicinale cannabis daarentegen is van farmaceutische kwaliteit. Oftewel: het voldoet aan strenge, internationale farmaceutische kwaliteitseisen. De cannabisplanten voor medicinale cannabisolie worden geteeld onder vastgestelde, gecontroleerde omstandigheden. Hierdoor bevat het geen bestrijdingsmiddelen, zware metalen en schimmels of bacteriën en heeft de cannabis altijd dezelfde samenstelling.

Maar niet iedereen mag medicinale cannabis telen. Telers met een overheidsvergunning worden door het Bureau Medicinale Cannabis (BMC) en in naam van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gecontroleerd. Zij controleren tevens de kwaliteit van de cannabis. Medicinale cannabis is beschermd en alleen op recept verkrijgbaar in de apotheek.

Hoe werkt medicinale cannabis?

De werkzame stoffen in cannabisplanten zijn cannabinoïden. Deze stoffen komen alleen hierin voor. Momenteel zijn er ruim honderd verschillende cannabinoïden bekend met THC (Tetrahydrocannabinol) en CBD (Cannabidiol) als de meest bekende. Waar THC verantwoordelijk is voor de medicinale effecten van cannabis en de gebruiker ‘high’ maakt, gaat CBD -naast de medicinale eigenschappen- de ongewenste effecten tegen die optreden bij hogere doseringen THC. Een gebruiker wordt niet high van CBD.

Stoffen die ook de ongewenste effecten van THC tegengaat, zijn terpenen. Zij komen overal in de natuur voor en geven cannabis geur en smaak. Daarnaast hebben zij een eigen medicinale werking in de vorm van antibiotica, maar ook pijnstillende of ontstekingsremmende effecten. De werking (en bijwerkingen) van cannabis worden bepaald door de verhouding tussen deze bestanddelen.

Waarvoor wordt het gebruikt?

Ook al is cannabis officieel geen geneesmiddel, het wordt door (kanker)patiënten gebruikt om klachten van hun ziekte en bijwerkingen van hun behandeling te verminderen. Zo gebruiken patiënten het bij chronische pijn (met name bij pijn ontstaan door schade of ziekte aan het zenuwstelsel) maar ook bij misselijkheid, braken en verzwakking, een verminderde eetlust en vermagering door kankerbehandelingen én bij slaapstoornissen. In hoeverre medicinale cannabis effect heeft, is moeilijk te zeggen, aangezien de kwaliteit van de uitgevoerde onderzoeken verschilt.

Verder kunnen cannabinoïden en opiaten elkaars effect versterken. Wanneer beide worden gecombineerd, is het mogelijk om de dosering van opiaten te verlagen en daardoor bijwerkingen te verminderen. Cannabinoïden geven ook bijwerkingen, maar deze zijn milder in vergelijking met bijwerkingen van opiaten. Een arts gaat over de voorschrijving en toediening van medicinale cannabis (in combinatie met opiaten). Over het algemeen wordt medicinale cannabis alleen voorgeschreven als gangbare behandelmethoden en medicijnen onvoldoende effect hebben en/of een teveel aan bijwerkingen geven.

Verschil tussen medicinale cannabisolie en wietolie

  • Medicinale cannabisolie van de apotheek is legaal. Wietolie is niet legaal.
  • Medicinale cannabisolie van de apotheek bevat altijd dezelfde bestanddelen. Bij medicinale cannabisolie weet je per druppel precies wat erin zit, zodat je goed kunt doseren. Dat geldt niet voor wietolie via internet, van coffeeshops of voor olie die zelf gemaakt wordt.
  • Medicinale cannabisolie van de apotheek bevat geen bestrijdingsmiddelen, zware metalen, schimmels of bacteriën. Wietolie wordt niet getest op de aanwezigheid van deze ziekteverwekkende stoffen.
  • Medicinale cannabisolie van de apotheek bevat bijna geen of weinig THC. Wietolie kan hoge concentraties aan THC bevatten. THC is de stof waarvan je high kunt worden bij een hogere dosering.

Bron: kanker.nl

voor meer artikelen klik hier

Gaan de reguliere en complementaire geneeskunde eindelijk samenwerken?

Onlangs werd bekend gemaakt dat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de traditionele Chinese geneeskunde erkent. In de elfde versie van een soort handboek, de International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems (ICD), die volgend jaar wordt gelanceerd, zal namelijk voor het eerst plaats zijn voor traditionele Chinese geneeskunde. Veel westerse artsen en onderzoekers zijn hier zeer bezorgd over. Volgens hen is er nauwelijks of geen bewijs voor de werkzaamheid en effectiviteit van deze geneeskunde.

Persoonlijk vind ik deze ontwikkeling zeker niet verkeerd. Integendeel zelfs. Het lijkt me juist goed als de westerse (reguliere) geneeskunde en de oosterse (complementaire) geneeskunde zouden samenwerken. Daar zijn wij voorstander van. Ik noem het bewust complementaire geneeskunde in plaats van alternatieve geneeskunde, door de nare bijsmaak die met dat laatste woord gepaard gaat.

Ik ben ervan overtuigd dat de gezondheidszorg erop gericht zou moeten zijn om zoveel mogelijk mensen te genezen. In de praktijk ligt dit echter iets complexer. Neem het verrichten van onderzoek. Vaak wordt er meer onderzoek gedaan naar medicijnen dan naar de positieve effecten van bijvoorbeeld een andere leefstijl. Eigenlijk is dit toch de omgekeerde wereld? Voorkomen is beter dan genezen…

Dat geldt volgens mij ook voor dit onderwerp. In de oosterse wereld wordt er gekeken naar zowel lichaam en geest, terwijl er in de westerse wereld meestal uitsluitend plaats is voor het lichamelijke aspect. Bij lichamelijke klachten is het ook belangrijk om verder te kijken naar de oorzaken, in plaats van alleen maar naar de symptomen. Als deze klachten (deels) op andere manieren zijn op te lossen, en niet alleen maar door bijvoorbeeld het voorschrijven van medicijnen, is dit toch alleen maar mooi meegenomen? Er wordt nogal eens gezegd dat ‘alternatieve geneeswijzen’ bij mensen tussen de oren zitten. Ik heb zelf een mooi praktijkvoorbeeld meegemaakt met een hond die homeopathische middelen kreeg toegediend. Deze middelen werkten verbazingwekkend goed, en het lijkt mij dat er bij een hond geen sprake kan zijn van een placebo-effect. En ongeacht hoe het werkt: dát het werkt, dat is waar het om gaat.

Zoals u weet worden wij door geen enkele industrie gesubsidieerd. Niet door de farmaceutische- of voedingsmiddelenindustrie, en dus ook niet door de complementaire industrie. Dat is nog steeds ons bestaansrecht, en daar zijn we ook trots op! Wij zijn en blijven de waakhond op het gebied van hart- en vaatziekten.

Door deze fundamentele principes wordt het echter ook steeds lastiger om onze Stichting te laten voortbestaan. Vooral omdat wij volledig afhankelijk zijn van mensen zoals u. Aangezien het einde van het jaar nadert, is bij deze uitgave een acceptgiro/machtigingsformulier bijgesloten. Net zoals u altijd op ons kunt rekenen, hopen wij van harte dat we ook weer op u kunnen en mogen rekenen in het nieuwe jaar. Zodat we ons mooie en broodnodige werk kunnen voortzetten. Doe ons een plezier en bespaar ons geld: machtig ons alstublieft. Wij moeten op de kleintjes letten en voor u is het voordeliger: mooi meegenomen dus!

Ik wens u, mede namens alle medewerkers, alvast prettige feestdagen en een voorspoedig 2019!

Marly van Overveld

George werkte door tot kort voor de operatie

In de vorige uitgave heeft u al gelezen over George, die in afwachting was van zijn operatie. Hier het vervolg…

George Schijns uit Roermond heeft hart voor het garagebedrijf van hem en zijn beide broers. Dat bleek weer eens op 11 juni jl., de dag waarop hij werd opgenomen in het academisch ziekenhuis in Maastricht om een hartklepoperatie te ondergaan. Voordat hij afreisde naar Maastricht, ging George ’s ochtends vroeg nog naar zijn autobedrijf waar hij tot elf uur bleef werken om zich vervolgens ‘s middags te laten opnemen in het ziekenhuis.

George had last van een lekkende hartklep en dat al jarenlang. In 2007 had de huisarts al een ruis aan zijn hart gehoord, waar destijds geen aandacht aan werd geschonken. Niet zo lang geleden werd die ruis tijdens een controle opnieuw gehoord. Hij was naar de dokter gegaan omdat hij veel hoofdpijn en hartkloppingen had. Dit keer werd George wel doorgestuurd en op 12 juni moest hij onder het mes. Nou ja, dat ‘mes’ viel reuze mee, weet George inmiddels.

‘Op 11 juni ben ik opgenomen en de dag erna ben ik geopereerd’, vertelt de 46-jarige George. ‘De week daarvoor had ik een gesprek met de chirurg. Tussentijds, voor de opname en de operatie, ben ik gewoon gaan werken. Ik ben niet zo iemand die thuis zit te wachten. Dat schiet niet op.’

Alleen in de nacht van 11 op 12 juni had George het even moeilijk. Maar een ’s avonds verzonden appje van Jan en Marly van Overveld van Hartpatiënten Nederland, waarin zij hem sterkte wensten en zeiden te geloven in de goede afloop, monterde hem weer op.

‘De operatie is super gegaan. De chirurg maakte een paar sneetjes aan de zijkant van mijn borstkas. Toen ik wakker werd uit de narcose, had ik helemaal geen pijn. Iemand die een tand laat trekken, voelt meer pijn! Mijn vrouw zat bij me op de intensive care toen ik wakker werd. Ze was heel opgelucht.’ Ook anderen die bij George op bezoek kwamen zeiden: ‘Heb jij een hartoperatie gehad? Je ziet er veel beter uit dan eerder, je hebt veel meer kleur!’

‘Het infuus en de drain werden al snel weggehaald, ongelooflijk zo snel ging dat! Wel moest ik longoefeningen doen, omdat mijn rechterlong tijdens de operatie was ingeklapt. Met een pijpje moest ik in- en uitademen, zodat de long weer uitzette.’

Op donderdag werd George geopereerd en op maandagmiddag zat hij alweer thuis in zijn eigen tuin. ‘Ik had er niet van durven dromen dat het zo goed zou gaan’, toont George zijn blijdschap over de goede en nagenoeg pijnloze afloop. ‘Een paar dagen later op vrijdag, een week na de operatie, ben ik in de werkplaats gaan kijken. Om na twee weken vakantie te hebben gehad, weer te gaan werken. Weliswaar maar drie uurtjes per dag. Ik deed de administratie, maakte facturen en nam de telefoon op. Dat viel toch wel even tegen. Het is namelijk erg druk in onze garage, zeker in de vakantietijd. De telefoon blijft maar gaan. Ik was na een paar uurtjes blij weer tijd voor mezelf te hebben en weer wat rust te kunnen pakken.’

Om goed bij te komen van de operatie gingen George, zijn vrouw Flosje en zijn kinderen Fem (9) en Tijn (5) een weekje met de caravan naar Luxemburg. ‘Flosje heeft de afgelopen weken en maanden veel spanning gehad’, weet George. ‘Maar ondanks alle stress heeft ze zich sterk gehouden. Fem ging rond de operatie een week op kamp en kreeg er zodoende weinig van mee. Toen zij haar vader zaterdag bezocht in het ziekenhuis was ze blij. Ze zag immers geen slangen aan papa. “Zo slecht heb je het hier niet”, zei ze. Maar ook Tijn heeft het er op momenten nog wel eens over. De kinderen krijgen er toch iets van mee.’

‘Als je zo´n operatie nu vergelijkt met vroeger, wat een wereld van verschil. Mijn oom werd dertig jaar geleden ook aan zijn hartklep geopereerd. Dat was toen een openhartoperatie. Hij leeft nog steeds, is nu achter in de zeventig en speelt nog geregeld tennis. De operatie was vroeger pijnlijk en het risico op overlijden was veel groter. Ik hoorde dat van de tien personen die toentertijd geopereerd werden, er maar twee doorheen kwamen. De rest is vroeg daarna overleden. Ongelooflijk, wat ze vandaag de dag kunnen! In Maastricht opereren ze soms vier mensen op een dag!’

‘Ik heb me geen moment onveilig gevoeld na de operatie, maar tegelijkertijd blijft het spannend. Over twee weken heb ik een controle bij de cardioloog in Roermond. Ik voel me goed en ga ervan uit dat alles goed blijft gaan!’

George denkt even na en zegt: ‘Ik ben blij dat ik naar mijn lichaam heb geluisterd. Anders was ik misschien wel tien of vijftien jaar blijven doorlopen met die slechte hartklep. Wellicht was het dan niet zo goed afgelopen.’

voor meer artikelen klik hier

Familievakantie eindigt in nachtmerrie

Een vakantie in België werd de toentertijd 13-jarige Anouk Fabrie uit Geldrop haast fataal. Wat een leuke familievakantie had moeten worden, eindigde op 4 mei 2013 in een nachtmerrie. Ze kreeg een hartstilstand.

‘Ik ging zwemmen in het subtropisch zwemparadijs van het vakantiepark. Het was verschrikkelijk warm in het zwembad, dat herinner ik me nog. Ik weet dat ik tegen mijn broertje zei: ‘ik voel me niet lekker worden, vang jij me op?’ Dat is het laatste wat ik me nog heel helder voor de geest kan halen’, vertelt de nu 18-jarige Anouk.

Reanimatie gestart

Haar broertje, destijds 12 jaar oud, heeft haar inderdaad opgevangen en al zwemmend naar de kant weten te brengen. Aan de kant is direct reanimatie opgestart. Anouk: ‘Ze hebben me drie kwartier gereanimeerd en de AED is twee keer gebruikt. Voor mijn ouders, die zich naar het zwembad hadden gehaast, is dit een verschrikkelijk gezicht geweest. Het levenloze lichaam van je dochter. Ook bij mijn broertje heeft dit diepe sporen nagelaten.’

ICD

Eenmaal terug in Nederland ging ze de medische molen in om de oorzaak van haar hartstilstand te achterhalen. ‘Ik bleek een verdikte hartspier ofwel cardiomyopathie te hebben. En ook zagen ze in mijn bloed dat ik twee gen-mutaties had. Het bleek erfelijk. Iedereen is getest en ook mijn broertje heeft een verdikking in zijn hartspier’, aldus Anouk. Nu de diagnose was gesteld, kon gestart worden met de behandeling. ‘Ja, daar was ik heel blij mee. Er kwam een einde aan een onzekere tijd.’ Anouk is geopereerd en bij haar is een Implanteerbare Cardioverter Defibrillator (ICD) geplaatst. ‘Deze reageert als ik een abnormaal hartritme heb met kleine schokjes. Hiermee voorkom je een hartstilstand. Het geeft me een veilig gevoel’, zegt Anouk, ‘en het geeft me een dubbel veilig gevoel dat de remote care verpleegkundigen op afstand een oogje in het zeil houden. Een kastje naast mijn bed communiceert met mijn ICD en stuurt iedere nacht een rapport door. Het scheelt mij bezoekjes aan het ziekenhuis. Zo lang het goed gaat, hoef ik maar één keer per jaar naar de cardioloog. En  wanneer ze op afstand zien dat het niet goed gaat of afwijkende waarden doorkrijgen, kan er veel eerder worden ingegrepen en erger worden voorkomen.’

Nachtje doortrekken

Door de jaren heen heeft de Geldropse de signalen die haar lichaam geeft, leren herkennen. ‘Ik kan niet zomaar een nachtje doortrekken, dat is veel te vermoeiend. Dat doe ik dan ook niet. Ook vermijd ik piekspanningen. Dan moet je denken aan bijvoorbeeld intensief sporten, echt tot het naadje gaan. Dat is voor mijn hart te inspannend. Maar het gaat goed, ik heb geen klachten meer gehad na mijn hartstilstand. Ik leef misschien bewuster, maar ik ben niet bang. Ik ben bijna klaar met mijn opleiding tot doktersassistente, heb een leuke vriend en geniet elke dag van het leven.’

voor meer artikelen klik hier

Vrouwen hebben vaker bijwerkingen van medicijnen

Is het verschil biologisch of psychisch?

Vrouwen melden vaker bijwerkingen van medicijnen, is inmiddels vastgesteld. Maar wat is de oorzaak van het verschil? En als we die achterhalen, wat kunnen we dan met deze kennis?

Het onderzoek dat momenteel wordt gedaan naar genderverschillen in bijwerkingen van medicijnen is onderdeel van het Kennisprogramma Gender en Gezondheid van ZonMW, dat is opgericht om de kennisachterstand over man-vrouwverschillen in de gezondheidszorg te verkleinen. Sieta de Vries, werkzaam op de afdeling Klinische Farmacie en Farmacologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) is een van de onderzoekers die het onderzoek samen met Nederlands Bijwerkingencentrum Lareb uitvoert. Hoewel het project nog in volle gang is, kan ze al het een en ander vertellen over de resultaten.

MEB Regulatory Science Day.
foto © Bart Versteeg 08-02-18

 

‘We kunnen inmiddels al wel vaststellen dát er een verschil is in bepaalde medicijngroepen en type bijwerkingen, maar concluderen waar dat verschil precies door veroorzaakt wordt is lastiger’, vertelt De Vries. ‘Er zijn namelijk veel verschillende factoren die een rol kunnen spelen. Biologische factoren, bijvoorbeeld dat een medicijn een ander effect heeft op een vrouwenlichaam dan op dat van een man, of dat de dosering van het medicijn niet aangepast is op het genderverschil. Maar er spelen ook sociale, psychologische en culturele factoren mee. Misschien maken vrouwen bij dezelfde klachten bijvoorbeeld eerder melding bij Lareb of bij hun zorgverlener dan mannen. En het zou ook kunnen dat de zorgverlener wordt beïnvloed door het geslacht van de patiënt. Misschien wekt een vrouw bijvoorbeeld eerder sympathie op, of wordt ze juist minder snel serieus genomen. Dat soort dingen moet je allemaal meewegen, voor je een conclusie kunt stellen.’

Antidepressiva

Behalve het feit dat vrouwen vaker bijwerkingen melden, zijn er ook verschillen in het type bijwerkingen dat zij melden. De Vries noemt het voorbeeld van antidepressiva. Mannelijke gebruikers melden bijvoorbeeld vooral agressie, oorsuizen en seksuele problemen als bijwerkingen. Vrouwen melden daarentegen vaker klachten als bijvoorbeeld misselijkheid, gewichtstoename, haaruitval, hartkloppingen en duizeligheid. En bij statines (cholesterolverlagers) is er ook een duidelijk verschil. Vrouwelijke gebruikers melden vaker haaruitval, misselijkheid, hartkloppingen en droge mond, terwijl mannen vaker last zeggen te hebben van peesscheuren, verminderd libido en ontsteking van de alvleesklier.

Maar ook daarin moet rekening gehouden worden met psychologische verschillen. Vrouwen zouden haaruitval bijvoorbeeld sneller alarmerend kunnen vinden dan mannen, terwijl mannen mogelijk juist een verminderd libido eerder als een probleem kunnen beschouwen. ‘En hoe reageert de zorgverlener op de klacht?’, zegt De Vries. ‘Misschien denkt hij of zij bij een man die haaruitval meldt: ‘Oh, dat zal wel meevallen’, en wordt de bijwerking niet genoteerd.’

Hormonen

Volgens De Vries is er onder andere in Amerika al eerder onderzoek gedaan naar dit onderwerp, maar werd in die onderzoeken geen rekening gehouden met het feit dat bepaalde medicijnen vaker aan vrouwen worden voorgeschreven dan aan mannen, en andersom. In het Nederlandse onderzoek is voor die verschillen wel gecorrigeerd. Bij de meeste medicijnen werden hierna geen verschillen gevonden in de gemelde bijwerkingen. Maar bij bepaalde groepen, zoals schildkliermedicijnen, cholesterolverlagers en antidepressiva, zijn echter wel duidelijk andere ervaringen gesignaleerd. Dat is een opvallend resultaat.

De Vries: ‘Nu we dit weten, komen er vervolgvragen. Kunnen de bijwerkingen bijvoorbeeld gerelateerd zijn aan hormonen? Zijn beide seksen wel even trouw met het innemen van hun medicatie? Heeft het medicijn een andere werking in het vrouwelijk lichaam? Of worden vrouwen bijvoorbeeld te hoog gedoseerd, waardoor zij sneller bijwerkingen krijgen?’

Om op dat soort vragen antwoord te krijgen, is nog veel meer onderzoek nodig. Of dit gefinancierd kan worden, is op dit moment nog niet bekend. De Vries vermoedt zelf dat de verschillen uiteindelijk verklaard zullen worden door een combinatie van biologische en psychologische factoren. Maar of met die kennis ook daadwerkelijk iets gedaan kan worden? ‘Dat kan zeker, maar de manier waarop is nog onduidelijk’, legt ze uit. ‘Mogelijk kunnen er andere richtlijnen komen voor de

dosering van een medicijn, of wordt de groep die de meeste bijwerkingen meldt van een bepaald medicijn, beter gemonitord. Ik kan me ook voorstellen dat er verschil komt in het advies dat de zorgverlener geeft aan een man of aan een vrouw, wanneer een bepaald medicijn wordt voorgeschreven’.

Hoe meer resultaten er komen, des te meer De Vries zin krijgt om zich verder in het onderwerp vast te bijten. ‘Er zijn zo veel verbanden te leggen. Welke rol speelt gewicht bijvoorbeeld? En hormoonschommelingen? Ook wat betreft leeftijd lijken patronen zichtbaar. Er is dus nog heel veel aanvullend onderzoek nodig. Ik hoop dat ik me daar de komende jaren verder in kan verdiepen, want ik vind het superinteressant!’

voor meer artikelen klik hier

Praten met lotgenoten helpt tegen de stress!

Het ergste vindt hij het nog voor zijn gezin en het bedrijf: dat lijdt net zo onder de hartkwaal van George Schijns als hijzelf. George is samen met zijn broers eigenaar van garage Schijns in Roermond, een werkplaats die zich de afgelopen jaren over steeds meer klandizie mag verheugen. Het is er inmiddels zo druk, dat de monteurs het vele werk nauwelijks nog aankunnen, mede als gevolg van de schaarste aan personeel. En als George dan ook nog eens, zij het tijdelijk, wegvalt… Hij moet er niet aan denken.

George moet geopereerd worden aan een lekkende klep, en dat betekent dat hij een tijdje weg is uit de werkplaats. Dat baart hem zorgen, nu het de laatste tijd steeds drukker is bij garage Schijns en er nog meer werk op zijn broers en collega’s neer komt…

George kreeg nog niet zo lang geleden te horen dat hij een ruis op het hart had. Hij was medio februari naar de huisarts gegaan omdat hij veel last had van hoofdpijn. Bovendien voelde hij hoe zijn hart sneller klopte. ‘Eerst dacht ik, dat komt door de drukte’, vertelt George. ‘Maar op den duur begon ik daar aan te twijfelen. Mensen die ik aan de telefoon kreeg, vroegen me of ik gerend had. Terwijl ik gewoon had gelopen. Maar ik hijgde, zo slecht was mijn conditie.’

George vond een collega bereid enkele uren zijn taak als planner over te nemen, zodat hij naar de dokter kon gaan. ‘De huisarts vertelde me dat mijn bloeddruk te hoog was en hij hoorde een ruis op het hart. Nou hadden ze in 2007 ook al eens een ruis op het hart gehoord. De dokter vroeg waarom ze me toen niet hebben doorgestuurd. Hoe dan ook, ik kwam bij de cardioloog terecht. Uit het hartfilmpje bleek, dat er iets niet goed was. Hetzelfde bleek uit de echo, en uit de echo die ze via de slokdarm maakten, waarmee je 3D achter het hart kunt kijken. Ze zagen dat de ophanging van een mitralisklep niet goed was. Aan één kant was die ingescheurd. Gelukkig kunnen ze die repareren.’

George is blij dat ze daarvoor niet meer zijn hele borstkas moeten openzagen, zoals dat vroeger ging. ‘Ze willen het via een kleine opening in de zijkant doen’, zegt hij opgelucht. ‘Uit een katheterisatie bleek dat verder alles goed met me is. Dat schept moed.’

Op het moment waarop we George spraken, moest hij nog naar de chirurg voor een gesprek. Want na de diagnose door de cardioloog belandde George op de wachtlijst. ‘In het Maastricht UMC+ hebben ze een griepepidemie gehad’, vertelt George. ‘Daardoor konden ze maar weinig opereren. Als gevolg daarvan liggen ze drie weken achter. Best wel vervelend, want ik wacht al sinds half februari, en nu is het half juni.’

‘Dat brengt natuurlijk een hoop stress’, gaat George verder. ‘Dan krijg je van die gedachten: misschien loop ik er al drie jaar of langer mee rond. In 2013 had ik een zware darmoperatie. Ik heb al veel meegemaakt. En dus maakte ik me in het begin heel erg druk over de aanstaande hartoperatie. Toen hoorde ik van een collega van mijn vrouw over iemand van 85 jaar, die een operatie aan een klep via de lies had gehad. Na twee dagen kon die het ziekenhuis alweer uit. In de werkplaats van onze garage meldde zich onlangs een nieuwe klant. Die vertelde mij dat hij een nieuwe aortaklep kreeg, een varkensklep. Hij vroeg me: weet je hoe lang zo’n operatie duurt? Nee, zei ik afwerend. En ik wil het ook niet weten. Maar hij ging door en zei: één uurtje. Dan ben je klaar. Daar stond ik van te kijken. Hoe meer mensen ik sprak, des te meer werd ik gerustgesteld. Nu weet ik: een paar dagen na de operatie loop ik alweer buiten rond. Kijk, hij krijgt nog medicijnen tegen het afstoten van die varkensklep, omdat het lichaamsvreemd materiaal is. Dat is bij mij niet het geval. Mijn klep hoeft alleen maar gerepareerd te worden.’

‘Wat ook fijn is: wat ze allemaal met die mini-dingetjes kunnen doen. Een paar kleine sneetjes en je bent zo weer up-to-date. Je geneest veel sneller dan vroeger, toen je nog van bovenaf tot aan de navel werd opengesneden. Ook de cardioloog stelde me gerust: eenmaal geopereerd ben je ervan af, heb je ook geen medicijnen meer nodig. Je kunt je wel druk maken, maar dat heeft allemaal geen zin.’

George bekijkt de zaak nu een stuk nuchterder dan vijf jaar geleden, toen tijdens een operatie de dikke darm en endeldarm werden weggehaald. ‘Voor die operatie had ik van alles op internet opgezocht en gelezen. Zo las ik bij anderen dat die niet meer konden zitten na de operatie. Alleen die informatie van internet leverde al veel stress op. Maar twee weken na de operatie liep ik alweer rond en zat ik op een stoel, zonder problemen. Nu laat ik me niet meer gek maken. Ik kijk niet meer op internet, laat alles gewoon op me af komen. Ik ben blij dat ik veel mensen heb gesproken die een soortgelijke operatie achter de rug hadden. Dat stelt enorm gerust!’

Twee weken na dit gesprek kreeg George een uitnodiging voor een gesprek met de chirurg in het Maastricht UMC+. Zo’n gesprek is gebruikelijk, en wordt meestal geagendeerd zo’n twee weken voor de operatie. ‘Spannend’, zegt George, tien dagen voor dit gesprek. ‘Nu maar door de zure appel heen bijten. Ik laat het allemaal maar op me af komen!

voor meer artikelen klik hier

Een ICD! Wat nu?

Daar sta jij dan: jong, in de bloei van het leven, maar met een ICD. Guess what? Het leven gaat door en dankzij jouw ICD leef jij zorgeloos verder. Maar wat is een ICD en wat doet het in jouw lichaam? Young & Yearning vertelt.

De ICD

De ICD (Implanteerbare Cardioverter Defibrillator) is in feite een kleine computer met een batterij, verpakt in een titanium kastje ter grote van een stopwatch. Naast het kastje bestaat de ICD uit geleidingsdraden welke verantwoordelijk zijn voor informatiesignalen van het hart naar de ICD en andersom. De ICD wordt onder de huid geïmplanteerd bij hartpatiënten met levensbedreigende hartritmestoornissen en die kans hebben op een plotselinge hartstilstand. Wanneer zich een hartritmestoornis voordoet, geeft de ICD een elektrische schok af. Door de schok (of meerderen) wordt het normale hartritme hersteld.

ICD, S-ICD en CRT-D

Naast de reguliere ICD, bestaat een S-ICD en CRT-D. De S-ICD (subcutane ICD) heeft dezelfde werking als de ICD, maar in tegenstelling tot de ICD worden bij de S-ICD geen geleidingsdraden in of op het hart geplaatst: de S-ICD wordt onderhuids aan de linkerkant van de borstkas vastgemaakt. De CRT-D (Cardiale resynchronisatietherapie) of biventriculaire ICD, is net zoals de ICD en S-ICD een inwendige defibrillator, maar daarnaast tevens een pacemaker voor hartfalen.

Na een ICD-ingreep

Mede dankzij een ICD, is leven een optie. Dus leef, maar houd rekening met enkele aandachtspunten. Met name na de ICD-implantatie of het vervangen van de batterij, is het belangrijk om het enige tijd rustig aan te doen: de elektroden moeten vastgroeien in het hart. Dus vermijd onder andere armbewegingen boven schouderhoogte en laat zwaar werk achterwegen, maar blijf wel bewegen! Check daarnaast óf en welke sporten jij mag beoefenen en welke elektrische apparatuur van invloed is op jouw ICD.

Leven met een ICD

Eenmaal hersteld? Pak het leven voor zover mogelijk op zoals jij dat gewend bent en laat de ICD niet jouw leven beheersen. Immers, dankzij de ICD hoef jij niet in angst te leven. In principe heb jij er geen omkijken naar, behalve twee keer per jaar wanneer het tijd is voor de controles bij een ICD-technicus en cardioloog. Zij controleren de werking van de ICD, de instellingen en eveneens de levensduur van de batterij.

ICD staat voor Implanteerbare Cardioverter Defibrillator, maar wat betekent het?

Implanteerbare

Implanteerbare is afgeleid van implanteerbaar en staat voor de mogelijkheid om iets in het lichaam te plaatsen.

Cardioverter

Cardioverter staat voor het afgeven van een elektrische prikkel om een afwijkend hartritme om te zetten (converteren) naar een normaal hartritme.

Defibrillator

Een defibrillator produceert een elektrische schok om het normale hartritme op gang te brengen.

Fun facts over het hart

  • Het hart bevindt zich niet links, maar middenin het lichaam achter het borstbeen.
  • Een volwassen hart weegt ruim 300 gram.
  • Het is de hardst werkende spier van het lichaam.
  • En het klopt ongeveer 100.000 keer per dag.
  • Tijdens een gemiddeld mensenleven komt dat neer op 2,5 miljard keer.
  • Over gemiddeld gesproken… het volwassen lichaam bevat 4 tot 6 liter bloed.
  • Het bloed voorziet spieren en organen van zuurstof en voedingsstoffen.
  • Per minuut pompt het hart ruim vijf liter bloed rond.
  • Het hart pompt bloed richting allerlei cellen. Van de 75 triljoen cellen, ontvangt alleen het hoornvlies geen bloed.
  • Alle bloedvaten in het lichaam hebben een lengte van meer dan 100.000 kilometer? Oftewel: 2,5 keer de wereld rond!
  • Zolang het hart van zuurstof wordt voorzien, blijft het hart kloppen. Dus zelfs buiten het lichaam gaat het gerikketik door!
  • Het vrouwenhart is kleiner en lichter dan een mannenhart.
  • Maar het vrouwenhart klopt sneller dan een mannenhart.
  • Zwanger? Ongeveer vier weken na de bevruchting, begint het hart bij een foetus te kloppen.
  • De allereerste implanteerbare pacemaker is in 1958 geïmplanteerd. De ontvanger, Arne Larsson, leefde langer dan de chirurg die de pacemaker had geïmplanteerd. Larsson zelf stierf op 86-jarige leeftijd. Zijn hart was niet de boosdoener, maar een andere ziekte.

voor meer artikelen klik hier

ICD

Liever een vrouw als huisarts!

Moeten mannelijke artsen les krijgen in vrouwelijkheid?

Veel vrouwen hebben liever een vrouw als huisarts dan een man, blijkt uit een onderzoek van tijdschrift Libelle. De voorkeur komt vooral voort uit schaamte en gaat soms zelfs zo ver dat een bezoek aan de huisarts wordt uitgesteld. Wat kunnen we daaraan doen?

Uit de grootschalige enquête, blijkt dat 60% van de vrouwen onder de 40 liever naar een vrouwelijke huisarts gaan. Bij veertigplussers is de voorkeur iets minder sterk, maar ook van hen geeft een kwart de voorkeur aan een vrouw. Als het gaat om intieme problemen stijgt dat zelfs.

De respondenten vinden dat vrouwen empathischer zijn en beter luisteren, waardoor ze zich meer op hun gemak voelen. 1 op de 8 vrouwen stelt uit schaamte een bezoek aan de huisarts uit, tegenover 1 op de 25 mannen. De gevolgen hiervan kunnen ernstig zijn. Wie een uitstrijkje overslaat uit schaamte voor de mannelijke arts, kan immers zomaar te laat op de eerste tekenen van baarmoederhalskanker worden gewezen. En wie het gênant vindt om met een man over overgangsklachten te praten en daarom thuisblijft, kan ook niet gescreend worden op een alarmerend hoge bloeddruk.

‘We weten al veel langer dat de drempel om bepaalde klachten met een mannelijke arts te bespreken hoog is’, zegt Toine Lagro-Janssen, Hoogleraar Vrouwenstudies Medische Wetenschappen. ‘Ik ben zelf 36 jaar lang huisarts geweest en was destijds een van de eerste vrouwelijke huisartsen in Nijmegen. Al snel zaten mijn spreekuren vol vrouwelijke patiënten. Vele daarvan durfden problemen als seksueel misbruik of huiselijk geweld niet met een mannelijke arts te bespreken.’

Interesse en oogcontact

Volgens haar is het niet zomaar een gevoel, maar hebben vrouwelijke huisartsen gemiddeld gezien ook echt een werkwijze die beter aansluit op de vragen van vrouwelijke patiënten. ‘Mannelijke artsen zijn geneigd meer hun eigen doktersagenda te volgen. Ze stellen dus vragen waar zij het antwoord op willen weten. Vrouwen hebben over het algemeen meer oog voor de vragen die de patiënt niet stelt. Ze tonen meer interesse, maken oogcontact en vragen door. Met die open communicatie creëren ze een veilig gevoel, waardoor de patiënt zich erkend en gehoord voelt. En dan durven mensen ook sneller de dingen ter sprake te brengen waar ze eigenlijk écht voor kwamen. Soms komt een vrouwelijke hartpatiënt bijvoorbeeld niet op consult om alleen de bijwerkingen van haar medicatie te bespreken, maar wil ze ook haar zorgen uiten over of ze nog wel gezond genoeg is om lid te blijven van de wandelclub of er met de kleinkinderen op uit te gaan. Ook dat moet je als arts aanvoelen.’

De Amerikaanse universiteit Harvard toonde in 2016 aan dat patiënten in ziekenhuizen meer kans hebben om te overleven als ze behandeld worden door een vrouwelijke chirurg. Uit een Duitse studie bleek in 2009 al dat hartpatiënten beter af zijn bij vrouwelijke internisten. Kunnen we dan maar beter allemaal de mannelijke huisartsen links laten liggen en vragen om een vrouw? Hoewel iedereen het recht heeft om zelf een behandelaar te kiezen, is dat lang niet in alle gevallen mogelijk. Soms valt er weinig te kiezen, en worden mensen automatisch geplaatst bij de enige beschikbare arts.

Toch denkt Lagro-Janssen niet dat de oplossing ligt in het opleiden van meer vrouwelijke huisartsen. ‘Van de huisartsen in opleiding is nu ongeveer tweederde vrouw. En of je door een man of vrouw behandeld wordt zou sowieso niet uit hoeven maken, want als patiënt moet je kunnen vertrouwen op de deskundigheid van de beroepsgroep. Wat we wel kunnen verbeteren, is het onderwijs. Op de opleidingen moet meer aandacht worden besteed aan een meer patiëntgerichte, noem het ‘vrouwelijke’, manier van communiceren. Mannen kunnen dat namelijk ook leren.’

Ze vindt dat mannelijke huisartsen in opleiding getraind moeten worden in het scheppen van een arts-patiënt-relatie waarin vertrouwen centraal staat. ‘Vrouwen hebben nu eenmaal sneller last van negatieve gedachten over hun lichaam. Hartpatiënten moeten bijvoorbeeld vaak hun bovenlijf ontbloten, sommige vrouwen vinden dat moeilijk. Als arts moet je ze op zo’n manier benaderen dat schaamte geen rol speelt. Dat doe je bijvoorbeeld door hun angsten te benoemen, ze gerust te stellen en nauwkeurig uit te leggen wat je gaat doen. Daarnaast worden patiënten ook steeds geëmancipeerder, zelfbewuster en kundiger. Ze willen niet meer dat een arts boven hen staat, maar ze willen gezamenlijk beslissen. Zeker als het om complexe levensvragen gaat, zoals een kinderwens, het omgaan met een chronische ziekte of de eindigheid van het leven, is vertrouwen dan het allerbelangrijkste.’

Voor meer artikelen klik hier