Erik liet een niet-reanimeren tatoeage op zijn borst plaatsen

‘Als mijn hart ermee stopt, is dat een teken dat mijn lichaam op is’

Naast een verklaring of een penning, is ook een tatoeage die aangeeft dat de drager ervan niet gereanimeerd wil worden in Nederland rechtsgeldig. Erik Vaasen (44) liet zo’n tattoo op zijn borst plaatsen.

Op het eerste gezicht lijkt Erik Vaasen een man die geniet van het leven. Hij doet fanatiek aan handbiken en fietst soms wel 80 kilometer door het prachtige Limburg. Daarnaast heeft hij een leuke baan als 3D-ontwerper in de metaalindustrie. Maar ondanks de lach op zijn gezicht, lijdt hij dagelijks helse pijnen. ‘Zelfs morfine is tegen die pijn niet bestand’, vertelt hij.

Waaraan Erik precies lijdt, is niet officieel vastgesteld. Zelf weet hij zeker dat hij meervoudig spierreuma en fibromyalgie heeft. Elf jaar geleden begonnen zijn benen uitvalsverschijnselen te vertonen en inmiddels beweegt hij zich voor 90 procent van de tijd voort in een rolstoel.

‘Ik denk dat er meer aan de hand is’, zegt Erik. ‘Want de pijn is zo extreem dat het bijna niet mogelijk is dat ik alleen fibromyalgie en reuma heb. Toch willen de artsen mij niet verder onderzoeken en wil de gemeente mij eerst een langere tijd laten behandelen in een revalidatiekliniek. Voor mij is dat geen optie, omdat ik dan weer vanaf een nulpunt moet beginnen, terwijl ik nu juist heel goed functioneer. In zo’n kliniek zouden de muren op me afkomen. Ik heb vroeger aan extreme sporten gedaan, zoals klimmen, raften en martial arts. Daarnaast was ik militair reservist. Ik weet dus heel goed hoe ik met pijn moet omgaan. Het is voor mij belangrijk dat ik daarnaast dingen blijf doen waar ik mijn energie en creativiteit in kwijt kan, zoals mijn sport en mijn werk. Dat begrijpt de gemeente niet, er loopt nu een rechtszaak. Want zonder een diagnose van een aantoonbare ziekte, kom ik niet in aanmerking voor een vergoeding voor de aanpassing van mijn huis, een nieuwe rolstoel of een gehandicaptenparkeerkaart. Een vicieuze cirkel, waar ik niet uitkom.’

Penning

Inmiddels heeft Erik een wilsverklaring op laten stellen waarin staat vastgelegd dat hij niet meer behandeld wil worden als hij niet meer bij machte is om daar zelf over te beslissen. Ook heeft hij bij de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillig Levenseinde (NVVE) een niet-reanimeren penning aangevraagd. Maar omdat hij die tijdens zijn werk niet altijd kan dragen, heeft hij ook een tatoeage laten zetten met de woorden ‘niet reanimeren/no cpr–penning aanwezig’.

‘Dat roept bij veel mensen vragen op’, zegt hij zelf. ‘Maar het is heel simpel: ik vertrouw erop dat mijn lichaam zelf aangeeft als er iets fout is. Als mijn hart ermee stopt, zie ik dat als een teken dat mijn lichaam op is.’

Dat mensen ook na een hartaanval weer helemaal de oude kunnen worden, weet hij zelf als geen ander. ‘Mijn vader heeft ruim tien jaar geleden een infarct gehad en hij heeft er niets aan overgehouden’, zegt hij. ‘Toch begrijpen zelfs mijn ouders waarom ik dit wil, hoe heftig die beslissing ook is. Zij zien met eigen ogen hoe extreem mijn pijn is, en dat er weinig kans is dat het in de toekomst nog zal verbeteren. Het gaat juist alleen maar verder achteruit. En ik wil niet nóg verder aftakelen, wat waarschijnlijk wel zou gebeuren als ik gereanimeerd zou moeten worden.’

Wens

De tattoo zit precies op de plek waar druk wordt gelegd tijdens een reanimatie. ‘Ik wilde dat het zo duidelijk mogelijk was’, legt Erik uit. ‘Professionele hulpverleners zullen, als ze mijn tattoo zien, meteen stoppen met behandelen. Zij zijn verplicht zich aan de penning én ook aan de tattoo te houden. Bhv’ers en andere niet-professionals moeten zelf de keuze maken en kunnen daardoor misschien voor een dilemma staan, maar ik hoop dat ze mijn wens zullen respecteren. Daarom ben ik ook heel open naar iedereen in mijn omgeving. Iedereen weet dat ik een penning heb, en voor zover ik weet heeft iedereen daar ook begrip voor.’

Toch hoopt Erik dat hij nog lange tijd kan genieten van het leven op de manier zoals hij dat nu doet. ‘De tattoo is zeker geen teken dat ik het heb opgegeven, het is puur een voorzorgsmaatregel. Nu kan ik alleen nog maar hopen op hulp vanuit de gemeente, zodat mijn leven ook wat makkelijker wordt…’

Voor meer artikelen klik hier

Als pappa een nieuw hart krijgt, kunnen we weer samen zwemmen!

‘Als pappa een nieuw hart krijgt, kunnen we eindelijk weer samen gaan zwemmen!’ De kinderen van hartpatiënt Ronald Scheven zien reikhalzend uit naar de dag waarop hun vader opgeroepen wordt voor een harttransplantatie.

De 39-jarige Ronald, vader van drie kinderen, staat sinds juni 2016 op de wachtlijst voor een donorhart. Hij lijdt aan een erfelijke hartziekte, die toentertijd ook zijn toen 51-jarige vader velde. Drentenaar Ronald, metselaar in de bouw van beroep, was een fervent voetballer en sportte graag. In 1997 meldde hij zich voor de militaire dienst en bij de keuring werd hij fysiek in orde bevonden. Hij diende het vaderland tot 2000. ‘Al die tijd was er niks aan de hand’, herinnert Ronald zich. ‘Ik kon goed hardlopen en raakte niet buiten adem.’

In 2002, toen Ronald 24 was, kreeg hij het voor het eerst benauwd op de bouwplaats, en hij bemerkte dat hij snel moe werd. ‘De huisarts dacht aan astma, en gaf me een pufje. Dat hielp niet, dan maar een ander pufje, en toen nog een. Uiteindelijk zei ik tegen de huisarts: ‘Zou het mijn hart niet kunnen zijn, gezien de hartproblemen bij mijn vader? Toen ik daarna in het ziekenhuis terecht kwam, bleek dat ik in rust al een hartslag van 170 had.’

Ronald kreeg medicijnen, en daarna ging het een stuk beter. Maar in 2011 ging het opeens snel achteruit met zijn gezondheid. In het ziekenhuis werd een verwaarloosde longontsteking geconstateerd, waardoor de pompfunctie van het hart erg laag was. Hij doorliep toen al een screening voor een harttransplantatie, want een nieuw hart werd nodig bevonden. Maar toen hij weer opknapte van de longproblemen, ging het met het hart schijnbaar ook wat beter, en viel een donorhart voor Ronald af.

Tijdelijk. Want in 2016 werd Ronald opnieuw opgenomen in het ziekenhuis in Emmen, en vervolgens in het UMC Groningen. Met de pompfunctie van het hart bleek het erg slecht gesteld te zijn. ‘Toen is besloten dat de harttransplantatie doorgezet moest worden’, herinnert Ronald zich. ‘Toen ik in het UMCG lag, mocht ik in de weekenden naar huis. Maar eenmaal thuis voelde ik me zo slecht, dat ik een dag later al weer terug moest. Er bleek veel vocht achter de longen te zitten. Daarop heeft het UMCG besloten dat ik een steunhart moest krijgen. Zo’n steunhart overbrugt de tijd dat je op een nieuw hart moet wachten. De gemiddelde wachttijd bedraagt momenteel drieënhalf jaar. Maar ik hoor ook van medepatiënten dat ze al vijf jaar wachten op een donorhart.’

‘Op 14 juni 2016 kreeg ik het steunhart. De eerste operatie was ’s ochtends, en leek goed te zijn gegaan. Na vier dagen IC ging ik naar de hartbewaking. Maar ik had erg veel pijn en voelde me niet goed. Men diende mij morfine toe, en ’s nachts werden er foto’s gemaakt. Daarna ben ik met grote spoed naar de operatiekamer gebracht. Er bleek een bloeding te zitten achter mijn longen. Daar zat anderhalve liter bloed. En dus werd ik opnieuw geopereerd. Het weggelopen bloed kreeg ik opnieuw toegediend. Na die operatie ging alles gelukkig in stijgende lijn.’

Ronald lag in totaal negen weken in het UMC Groningen, vijf weken voor de operatie en vier erna. Daarna moest hij nog eens drie weken revalideren in Beatrixoord, bij Haren. Eenmaal thuis begon het lange wachten op een donorhart.

Ronald is er vrij rustig onder. ‘Natuurlijk zijn er momenten waarop ik denk: hoe gaat zo’n transplantatie in zijn werk, hoe ga je erin, hoe kom je eruit? Maar het UMC Groningen beschikt over een uitstekend team van hartverpleegkundigen, psychologen en cardiologen. Je kunt bij dit team een gesprek aanvragen. Ik kan er 24 uur per dag naar bellen, ze staan altijd voor je klaar. Dat is er erg goed geregeld!’

Ronald heeft drie kinderen, een zoon van twaalf en twee dochters van vijf en drie. Hoe gaan die met Ronalds hartproblemen om? ‘Mijn zoon is er vrij rustig onder’, vertelt Ronald. ‘Mijn dochtertjes denken met me mee: als ik ergens heen moet, vragen ze altijd of ik aan de reservebatterijen voor het steunhart gedacht heb. Ook controleren ze hoeveel stroom er nog in zit. En ze verheugen zich op de dag, waarop ik een nieuw hart krijg en dan met hen kan gaan zwemmen!’

Ronald heeft het geluk dat hij zijn huidige woning kocht voordat hij echt hartproblemen kreeg. ‘Gelukkig hadden we toen net een hypotheek afgesloten en ons huis gebouwd’, herinnert hij zich. ‘Maar als hartpatiënt heb je een stempel. Overal en altijd. Een nieuwe hypotheek met levensverzekering is onmogelijk.’

Ronald komt de dag wel door. In de ochtenduren brengt hij de kinderen naar school, drie tot vier keer per week gaat hij sporten in de sportschool, en hij werkt mee in het huishouden voor zover mogelijk. Ook is hij nog lid van het jeugdbestuur van een voetbalclub. Voetballen, zijn grote liefde, moet hij echter links laten liggen.

Voor meer artikelen klik hier

Geen gelijke kansen voor mannen en vrouwen?

‘Reanimatie bij vrouw niet anders dan bij man.’

Amerikaans onderzoek wijst uit dat vrouwen minder kans hebben om gereanimeerd te worden dan mannen, wanneer zij een hartaanval krijgen. Mogelijk zijn omstanders bang om de borsten aan te raken. Hoe terecht is deze angst?

In Nederland vinden jaarlijks tussen de 7.000 en 8.000 reanimaties plaats buiten het ziekenhuis, blijkt uit cijfers van de Hartstichting. Meestal is het slachtoffer dan thuis, maar in 30% van de gevallen vindt de reanimatie plaats op straat of in een openbare gelegenheid. Als er binnen 6 minuten wordt gestart met reanimeren en er een AED wordt gebruikt, zijn de overlevingskansen het grootst. In de kostbare minuten voor de ambulance arriveert, kunnen omstanders dus het verschil maken tussen leven of dood.

Daarom is het dus essentieel dat zo veel mogelijk mensen kunnen reanimeren. Volgens het Rode Kruis heeft driekwart van de Nederlanders hiervoor echter onvoldoende kennis. Ook weten de meeste mensen niet hoe ze een AED, een automatische defibrillator, moeten gebruiken. Gelukkig heeft Nederland, als eerste land ter wereld, wel een netwerk van 170.000 burgerhulpverleners die zo snel mogelijk in actie kunnen komen als iemand een hartstilstand krijgt.

Hoe belangrijk adequate kennis over reanimatie is, blijkt wel uit de schokkende resultaten van een recent onderzoek uit de VS. Wetenschappers onderzochten bijna 20.000 gevallen van reanimaties buitenshuis. Daarvan werd 45% van de mannen door een omstander gereanimeerd, ten opzichte van 39% van de vrouwen. De gereanimeerde mannen hadden ook 23% meer kans om de reanimatie te overleven. De onderzoekers vermoeden dat dit grote verschil verklaard kan worden doordat omstanders bang zijn om de borsten van de vrouw te ontbloten of aan te raken. Bij de mensen die binnenshuis – in de meeste gevallen dus door bekenden – werden gereanimeerd, werd er namelijk wél even vaak ingegrepen bij vrouwen als bij mannen.

Mannentorso

De Amerikaanse Hartstichting concludeerde dat er bij reanimatiecursussen meer aandacht besteed moet worden aan het reanimeren van vrouwen, bijvoorbeeld door meer gebruik te maken van vrouwelijke poppen. Bij de meeste cursussen wordt immers gewerkt met een mannentorso.

Jan Franssen, instructeur bij Stichting Reanimatie Limburg, heeft al 46 jaar ervaring met reanimeren. Hij was ruim twee decennia ambulanceverpleegkundige en werkt momenteel op de Spoedeisende Hulp van het Laurentius Ziekenhuis te Roermond. Daarnaast geeft hij al ruim 30 jaar reanimatie- en AED-trainingen, zowel voor ziekenhuismedewerkers als particulieren. ‘Voor mij heeft het bij een reanimatie nooit uitgemaakt of de patiënt een man of een vrouw is’, zegt hij. ‘Ik denk dat dat voor alle professionals geldt. Door het Amerikaanse onderzoek heb ik me echter wel gerealiseerd dat het voor omstanders die weinig of geen ervaring hebben met reanimeren, wellicht anders kan zijn.’

Bij de cursussen van Stichting Reanimatie Limburg wordt een vrouwelijke pop gebruikt met (kleine) borsten. Dit is puur toeval, legt Franssen uit. ‘We leggen in de cursus namelijk geen nadruk op het verschil tussen mannen en vrouwen. Heel af en toe vraagt een cursist er wel naar, en dan leg ik uit dat reanimatie bij vrouwen precies hetzelfde gaat als bij mannen. De borsten hoeven ook niet te worden aangeraakt, want de druk moet juist op het borstbeen in het midden worden gelegd. Als de patiënt op de rug ligt, vallen (grote) borsten automatisch naar de zijkant. Zeker als het om oudere mensen gaat, die doorgaans slappere borsten hebben.’

Afschermen

‘Bij een reanimatie met de hand is het niet per se nodig om de bovenkleding uit te trekken, maar een AED moet wel op de blote huid gebruikt worden’, vervolgt hij. ‘Ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die schroom hebben om een vrouw in het openbaar te ontkleden. Zelf probeer ik de patiënt altijd af te schermen van kijkers, maar dit doe ik ook bij mannen. Bij mensen met een islamitische achtergrond, die we sowieso al weinig zien op de cursussen, merk ik soms wel dat ze iets terughoudender zijn wat betreft het reanimeren van vrouwen. Misschien is het ook een vorm van schaamte.’

Hij betwijfelt of zinvol is als er tijdens reanimatiecursussen verschillende soorten poppen worden gebruikt. ‘Er is al langer discussie over of we over moeten gaan op genderneutrale poppen, maar ik denk eerlijk gezegd niet dat het nodig is dat iedereen leert reanimeren op zowel een mannen- als vrouwenpop. Daarmee zou je namelijk ook verwarring kunnen creëren: je benadrukt dan juist het verschil, terwijl dat er helemaal niet is. Wel heb ik mezelf voorgenomen om meer alert te zijn op het signaleren van vragen bij cursisten over het reanimeren van vrouwen, ook als ze die vragen niet uit zichzelf durven te stellen.’

Voor meer artikelen klik hier

Oud-hoofdredacteur Dick Bijl gaat zelfstandig verder

Dat we sinds minister Els Borst geen medicus meer gehad hebben als minister van Volksgezondheid, wisten we al. Maar het kan nog erger. Ook de top van het ministerie bestaat louter uit mensen die geen medische achtergrond hebben. Ze hebben verstand van financieel management en economie. Maar niet van uw en mijn gezondheid. En toch beslissen zij over ons.

Dick Bijl

Een van de mensen die zich daar kwaad over maakt is Dick Bijl, tot voor kort hoofdredacteur van het Geneesmiddelenbulletin. Tot voor kort. Want Dick gooide het bijltje er in juli bij neer, tot het uiterste getergd door de jarenlange tegenwerking vooral vanuit het ministerie. Het Geneesmiddelenbulletin is een blad naar ons hart. Of eigenlijk was. Het blad bestaat niet meer. Tenminste niet als papieren uitgave.

Ruim vijftig jaar geleden richtte de overheid het Geneesmiddelenbulletin op om artsen, patiënten en apothekers onpartijdige informatie te geven over geneesmiddelen. Maar diezelfde overheid schrok al snel van de kritische toon van het blad, en begon het bulletin af te knijpen.

We krijgen informatie over medicijnen vooral van de farmaceutische industrie. Maar die informatie is erg eenzijdig en soms zelfs twijfelachtig, of gewoon onwaar. Het Geneesmiddelenbulletin wilde betrouwbare informatie geven, waar ook wij als patiënten wijzer van worden.

Dat bevalt de industriebazen niet. Zij hebben een grote invloed op het ministerie dat het blad met een kleine half miljoen euro per jaar subsidieert. Meermaals werd het bulletin met opheffing bedreigd, omdat de geldkraan bijna werd dichtgedraaid. Nu is het ministerie erin geslaagd de papieren editie om zeep te helpen, vindt Dick Bijl. Wat overblijft is een website, maar wie leest die?

‘We stuurden onze papieren editie maandelijks mee met andere bladen, zoals Medisch Contact. Daardoor bespaarden we verzendkosten en hadden we een groot bereik. Dat bereik valt nu weg’, vertelt Bijl. ‘We draaiden vooral op vrijwilligers. Het blad werd zeer gewaardeerd door de lezers. De farmaceutische industrie heeft hiervoor ongetwijfeld met succes gelobbyd bij het VVD-ministerie. Een doelbewuste actie, denk ik!’

‘Dat ligt aan de minister en de ambtelijke top van het ministerie’, aldus Bijl. ‘De vorige minister, Edith Schippers (VVD), duldde geen tegenspraak en liet zich omringen door applauscolleges. Dan is het handig dat ook de top van het ministerie niet medisch onderlegd is, en geen weerwoord heeft tegen de lobby van de farmaceutische industrie.’

Het bleek niet moeilijk om het bulletin lam te leggen. Een Amsterdamse psychiater diende een klacht in bij het tuchtcollege na een verhaal van Bijl over Ritalin. Bijl had opgeschreven dat dit ‘medicijn’ tegen ADHD niet helpt, gevaarlijk is want deze kan zorgen voor ernstige hartproblemen, en als klap op de vuurpijl, verslavend is. De rechtszaak won Bijl weliswaar, in hoger beroep. Maar dat kostte een vermogen aan advocaten. Het ministerie lapte niet bij, en dus dreigde het bulletin failliet te gaan. Duidelijk werd dat de geldproblemen zouden leidden tot het opheffen van de papieren editie.

Bijl vindt de gang van zaken rieken naar corruptie. ‘Het bulletin is sterk onder druk gezet om louter te digitaliseren. Appje erbij en klaar. We werden gedwongen met het papier te stoppen. Het is een ernstige zaak dat hierop in de politiek nauwelijks gereageerd werd. Alleen SP-kamerlid Henk van Gerven, de enige huisarts toen in de Kamer, stelde vragen. Zelfs de PvdA steunde Schippers.  Toen zich inmiddels ook een behoorlijke vijfde colonne in de gremia van het bulletin had genesteld dat, niet gehinderd door methodologische kennis, evenals het ministerie, ook positievere artikelen wilde, had ik er geen zin meer in.

Men wilde de subsidie nooit verhogen, ondanks dat de geleverde kwaliteit voor een habbekrats was. Wetenschappelijke informatie van een zeer hoog niveau. We moesten en zouden echter af van de papieren editie en daarmee dus van ons bereik.’

Heel wat coulanter is het ministerie voor het Instituut Verantwoord Medicijngebruik IVM. ‘Die krijgen maandelijks veel geld voor het maken van reclame voor nieuwe geneesmiddelen’, weet Bijl.

Dick Bijl is tegenwoordig als zzp-er actief, schrijft artikelen, geeft lezingen en sprak onlangs nog het Europees Parlement toe waar hij pleitte voor meer onafhankelijk onderzoek. Verder is hij bezig met enkele boeken over het gebruik van geneesmiddelen.

‘Ik vind dat er striktere regels moeten komen bij de toelating van nieuwe medicijnen. Fabrikanten moeten aantonen dat een nieuw middel beter werkt dan het bestaande middel, anders geen vergoeding. Er moet meer onafhankelijk onderzoek komen. Er zijn nu veel zinloze medicijnen: fabrikanten moeten aantonen dat een middel echt werkt. Nu hoeven ze alleen aan te tonen dat het beter helpt dan een placebo. Een patiënt moet zich er beter door voelen. Nu voelt bijvoorbeeld minder dan vijf procent van de patiënten zich iets beter door antidepressiva. Helaas heeft het ministerie een negatieve invloed en worden geneesmiddelen steeds makkelijker toegelaten. Naar mijn mening hebben we juist behoefte aan veiligere en betere geneesmiddelen.’

Voor meer artikelen klik hier

Littekens: hoe & wat?!

Sommige mensen zitten erg met hun littekens en vinden het ontsierend. Anderen omarmen ze, omdat zij hun verhaal vertellen. Als hartpatiënt(e) is de kans groot dat jij naar aanleiding van een ingreep, een litteken rijker bent. Maar wat is het? Young & Yearning vertelt.

Wat is het?

Een litteken is zichtbare en blijvende huidafwijking naar aanleiding van huidbeschadiging. Littekens zijn een onderdeel van het huidherstellende proces, de wondgenezing, en verschijnen wanneer de wond is genezen en de huid is hersteld. Het littekenweefsel bestaat grotendeels uit collageen, aangemaakt door lichaamseigen bindweefselcellen. Dankzij deze factoren sluit een wond.

Hoe ontstaat het?

Een permanente beschadiging van de tweede huidlaag, de lederhuid, zorgt voor het afsterven van huidcellen waarvoor in de plaats littekenweefsel ontstaat: een litteken. Een operatie, maar ook ongelukken en zelfs ziektes kunnen littekens veroorzaken. Hoe dieper de huidbeschadiging, des te langer de wondgenezing duurt en des te groter de kans op een litteken. De wondgenezing bestaat uit drie fases – de reactiefase, de regeneratiefase en de rijpingsfase – waarin eenvoudig gezegd de huid zich herstelt en het litteken wordt gevormd.

Zijn er risicofactoren?

Waar een wond is, is een kans op een litteken. Echter, bepaalde factoren verhogen de kans op littekens en zijn van invloed op littekenvorming. Leeftijd, genetische factoren en de plaats op het lichaam zijn voorbeelden daarvan, maar ook de oorzaak van de wond en of er sprake is van een infectie of complicaties.

En klachten?

Alvorens een litteken zich volledig heeft gevormd (een proces van ruim twee jaar!), kan pijn, jeuk of irritatie van het litteken optreden. Gedurende deze periode kan het litteken groter en dikker, of harder worden. Als het litteken eenmaal is afgevlakt – de benaming voor een ‘gehuisvest’ litteken – dan hoort de (donker)rode kleur te zijn verdwenen. Interessant weetje: littekens zijn niet alleen cosmetisch storend. Sommige mensen ervaren bewegingsbeperkingen, anderen hebben heuse littekenpijn doordat een zenuwtak bekneld of beschadigd is. Hierdoor ontstaat chronische pijn in en rondom het litteken.

Indien de klachten blijven?

Wanneer een litteken niet uit zichzelf afvlakt en vervaagt, kan actie worden ondernomen. Afhankelijk van de aard (het type en de omvang), zijn verschillende behandelingen mogelijk. Zelfs voor littekens ouder dan twee jaar. Maar de vuistregel is: hoe sneller, hoe beter. De behandelingen zijn gericht op huidverbetering waardoor littekens minder zichtbaar worden. Littekenmassage, licht- of cryotherapie en laserbehandelingen zijn enkele voorbeelden, net zoals peelings, corticosteroïden- en fillerinjecties, maar ook lipofilling, subcisie en chirurgische verwijdering. Verder vinden er behandelingen plaats met druktherapie, siliconen-gel en siliconenpleisters. Good to know: laatstgenoemden zijn geen hele heftige behandelingen.

Nog even over wondverzorging…

Onder het mom van ‘beter voorkomen dan genezen’, is het van belang om zo snel mogelijk te beginnen met wondverzorging voordat het daadwerkelijke litteken ontstaat. Wondverzorging bestaat uit het aanbrengen van een vochtherstellend smeersel om de nieuwe te vormen huid, het litteken, te versoepelen. Let wel, de wond dient gesloten te zijn. Twijfel je? Vraag om advies bij de specialist. Vind jij het een grote stap om naar de dermatoloog te gaan? De stap naar een huidtherapeut is in vergelijking met een dermatoloog laagdrempeliger. Huidtherapeuten kunnen veelal jouw vragen beantwoorden en behandelingen uitvoeren.

Note to yourself: (medische) bewijzen en beweringen over de effectiviteit van smeersels en behandelingen met betrekking tot littekens verschillen

Feiten en fabels over de huid en littekens

  • Guess what? De huid is het grootste orgaan van het lichaam.
  • Daarnaast groeit het snel! Per minuut verliest een mens ruim 30.000 huidcellen. Drie keer raden waar zij belanden? Toch maar even afstoffen en stofzuigen.
  • De huid is niet overal even dik.
  • Op de oogleden is de huid het dunst en onderop de voeten is de huid het dikst.
  • Over dun gesproken: hoe ouder, hoe dunner de huid. Vandaar de ‘transparante’ huid bij ouderen.
  • Maar de huid wordt niet alleen dunner, de bloedvaten doen mee!
  • Door het verouderingsproces neemt de elasticiteit van de huid af en wordt de huid droger.
  • Lichaamsgewicht wordt onder andere bepaald door het gewicht van de huid. Deze bedraagt ruim 15% van het lichaamsgewicht.
  • Dankzij de huid wordt mede de lichaamstemperatuur op peil gehouden.
  • Warm? De bloedvaten verwijden waardoor via de huid de warmte het lichaam verlaat.
  • Koud? De bloedvaten trekken samen.
  • Op littekens groeit geen haar door verandering in het collageen. Hierdoor verschilt een litteken van de rest van de huid.
  • Een litteken is gevoeliger voor UV-straling waardoor de kans op verbranding (en in het ergste geval huidkanker) toeneemt. Smeren dus!
  • Vers litteken? Blijf uit de zon! Toch de zon in? Bedek de wond of het litteken.
  • Toch nog even over UV-straling… littekens of niet, gebruik dagelijks een crème met SPF (zonbescherming). Hierdoor worden onder andere nieuwe littekens voorkomen en wordt het donkerder en zichtbaarder worden van bestaande (acne)littekens tegengegaan.

Voor meer artikelen klik hier

Met volle positiviteit vooruit

Ronald (52) is een echte gezinsman. Zijn vrouw en hij zijn de trotse ouders van drie kinderen. Samen runnen zij het huishouden en werken daarnaast allebei buiten de deur. Ronald is werkzaam als ambtenaar. Op het eerste oog een alledaags gezin. Maar achter de positieveling, met altijd opbeurende woorden voor zijn medemens, schuilt zijn eigen hartverhaal.

Een jaar voor het nieuwe millennium, voelt Ronald zich allesbehalve goed. De welbekende goede voornemens en goede moed waarmee hij het nieuwe jaar fris tegemoet wilt gaan, zijn ver te zoeken. Hij is moe en ervaart allerlei lichamelijke ongemakken. In eerste instantie lijkt het onschuldig, maar als de moeheid steeds extremere vormen aanneemt, trekt hij aan de bel.’Ik bleek aan hartritmestoornissen in de vorm van boezemfibrilleren te lijden’, vertelt Ronald.

Toekomstgericht

Ronald leeft al tien jaar met boezemfibrilleren als hij van zijn toenmalige huisarts medicijnen krijgt om het boezemfibrilleren tegen te gaan. Ronald heeft geen reden om te twijfelen aan zijn kundigheid. Hij slikt keurig de voorgeschreven medicijnen. Wanneer hij vanuit zijn toenmalige woonplaats naar een andere stad verhuist, stuurt zijn nieuwe huisarts hem door naar een cardioloog in een ziekenhuis. ‘Toen is het balletje gaan rollen’, vertelt Ronald. ‘Twee zogeheten Maze ablaties  volgen en meer dan twintig cardioversies .’

Wrok jegens zijn oude huisarts voelt Ronald totaal niet. In plaats daarvan richt hij zich liever op de toekomst en concentreert hij zich op de bereikte resultaten door zijn huidige cardioloog. Over hem en zijn team is hij vol lof. ‘Al met al blijf ik positief omdat de dokters, zo is mij meer dan duidelijk, er écht zijn om je beter te maken.’

Het enorme begrip en medeleven wat Ronald kreeg van de cardioloog en zijn team, betekenen voor hem veel. ‘Met name rond mijn laatste en tevens 24ste cardioversie. Voorafgaand daaraan spookte mijn gezin constant door mijn hoofd. Ik maakte mij zorgen, kreeg last van stress en hyperventilatie. Mijn cardioloog en zijn team hebben er alles aan gedaan om mij op mijn gemak te stellen. Onder andere daarvoor én om veel meer andere redenen, een groot compliment voor al het verpleegkundig personeel waarmee ik alle jaren te maken heb.’

Positiviteitsgoeroe

Kenmerkend aan Ronald is zijn positiviteit, zelfs na zijn ervaringen. ‘Mijn hartaandoening heeft tot op zeker hoogte mijn leven en mij als persoon veranderd, maar niet in negatieve zin. Integendeel. Ik probeer het leven op een andere manier te benaderen. Dat wil zeggen dat ik tracht om het leven meer te leren waarderen, vooral de kleine dingen die er eigenlijk écht toe doen.’

Naar alle eerlijkheid geeft de positiviteitsgoeroe toe dat volhouden moed vergt. ‘Ik ben van nature een vrij positief ingesteld mens, hoewel dit natuurlijk niet altijd meevalt. Het is soms moeilijk volhouden en vooral om niet de moed te verliezen. Maar positief blijven is het allerbelangrijkste, want na regen komt de prachtige zonneschijn.’

Hij vervolgt: ‘Ieders leven kent bergen en dalen op zijn of haar levensweg. Ooit heb ik gelezen dat het leven lijkt op een bos, omdat het bos geen enkel recht pad kent. Ik sluit mij daarbij volledig aan. Verder speelt het geloof een aanzienlijke rol in mijn leven. Wanneer het bewolkt is, haal ik zonneschijn en optimisme uit mijn geloof. Vanzelfsprekend gaat het niet altijd van een leien dakje, maar ik probeer iedere dag meer met God in contact te komen.’

Vooruithelpen

God helpt Ronald in meerdere opzichten vooruit. Eén daarvan is om vast te houden aan zijn positiviteit. Maar waarom is Ronald zo stellig over zijn optimistische levenshouding? Voor hem is het antwoord simpel, ‘Dienstbaarheid is de huur die je betaalt om op deze wereld te mogen blijven. Ik hoop op deze wijze -door te delen in positiviteit- een aantal medemensen ertoe aan te zetten een positieve(re) kijk te krijgen, hebben en behouden. Met name als het gaat om het allerbelangrijkste, de gezondheid van de mens. In het leven draait niet alles om geld en roem, maar om wie jij eigenlijk bent en het respect én medeleven dat jij kan opbrengen voor jouw medemensen. Blijf positief!’

Voor meer artikelen klik hier

Een kind zónder hartaandoening, alstublieft!

Een gezond kind krijgen, terwijl u of uw partner een erfelijke hartaandoening heeft? Aangezien de medische ontwikkelingen op dat gebied razendsnel gaan, zijn daarvoor gelukkig steeds meer opties. We zetten de mogelijkheden op een rij.

Erfelijkheidsonderzoek

Als u weet of vermoedens heeft dat u of uw partner drager is van een erfelijke aandoening, kunt u via de huisarts worden doorverwezen naar de afdeling klinische genetica of cardiogenetica van het ziekenhuis. Daar kan een erfelijkheidsonderzoek worden gedaan, om een beter beeld te krijgen van de kans om een bepaalde ziekte op uw kind over te dragen. Helaas is de medische wetenschap nog niet zo ver dat dit bij iedere hartafwijking nauwkeurig in te schatten is. Het blijft dus bijna altijd een moeilijke afweging: nemen we het risico en aanvaarden we de eventuele consequenties? Gelukkig wordt u door het ziekenhuis begeleid in het nemen van vervolgstappen. In enkele academische ziekenhuizen, zoals het UMCG, VUmc en AMC, is het daarnaast sinds 2016 ook mogelijk om een dragerschapstest te doen. Stellen kunnen zich dan voor de zwangerschap laten testen op 50 zeer ernstige erfelijke ziekten, zoals stofwisselingsziekten en spierziekten. Het gaat om aandoeningen die alleen overdraagbaar zijn als beide ouders drager zijn.

Prenatale diagnostiek

Het hartje van de foetus wordt aangelegd tussen de 3e en 8e week van de zwangerschap. Het is dus soms mogelijk om al in een heel vroeg stadium te onderzoeken of de baby een genetische afwijking heeft. Als er van tevoren duidelijk is om welk gen het precies gaat, kan dat al in de 10e of 11e week, met behulp van een vlokkentest. Andere mogelijkheden zijn een vruchtwaterpunctie (vanaf 16 weken) en een uitgebreide cardiale echografie (vanaf 18 weken). Als, in het slechtste geval, blijkt dat het ongeboren kindje inderdaad een hartafwijking heeft, staan de ouders voor een moeilijke beslissing: de zwangerschap doorzetten of voortijdig afbreken? Dit laatste mag in Nederland tot 24 weken. Maar ook om andere redenen is het prettig dat er steeds vroeger in de zwangerschap duidelijkheid is. In uitzonderlijke gevallen kan de baby namelijk al in de baarmoeder worden behandeld.

Sperma- of eiceldonatie

Als duidelijk is dat de vader of moeder gendrager is, is het een optie om te overwegen om zwanger te worden met behulp van een sperma- of eiceldonor.  In dat geval is één van beiden niet de biologische ouder van het kind, maar is er wel de zekerheid dat het gen niet wordt doorgegeven. Een donor kan in de eigen omgeving worden gezocht, of via een kliniek. Gezien het grote tekort aan spermadonoren, geldt in de meeste klinieken echter een wachtlijst. Voor de schaarse eicelbanken (in 2012 opende de eerste) is de wachtlijst zelfs nog vele malen langer. Dit komt onder andere omdat er voor vrouwelijke donoren strengere eisen gelden, zij moeten bijvoorbeeld een voltooid gezin hebben als zei hun eicellen willen afstaan, en moeten medicijnen gebruiken. Sommige stellen met een kinderwens, wijken af naar (commerciële) eicelklinieken in het buitenland, zoals België en Spanje, waar de mogelijkheden soms ruimer zijn en de wachtlijsten korter.

Embryoselectie (PGD)

In het geval van zeer ernstige erfelijke aandoeningen is PGD een mogelijkheid. PGD, in de volksmond ook wel embryoselectie genoemd, staat voor Pre-implantatie Genetische Diagnostiek: een techniek om, voorafgaand aan een IVF-behandeling, erfelijke afwijkingen op te sporen. De zaadcellen en eicellen worden buiten het lichaam bevrucht en vervolgens onderzocht op de aanwezigheid van een bepaald gen. Alleen de embryo’s zonder die genetische afwijking worden teruggeplaatst in de baarmoeder. Bij lang niet alle hartafwijkingen is PGD een optie, er is sprake van een strenge screening vooraf. Daarnaast zijn er ook mensen die morele bezwaren hebben tegen deze mogelijkheid, omdat zij vinden dat het tegennatuurlijk is om op deze manier in te grijpen in menselijk leven. De discussie neemt nog verder toe sinds wetenschappers er recent in geslaagd zijn om een erfelijke hartafwijking uit een levend embryo te ‘knippen’. Dit betekent dat het in theorie mogelijk is om een ziek embryo uit te laten groeien tot een gezond kind. Dit mag nu nog niet, omdat het in Nederland verboden is om genetisch veranderde embryo’s terug te plaatsen. Wel stemt het wetenschappers hoopvol, omdat het in de toekomst misschien wel mogelijk wordt om ernstige erfelijke ziekten helemaal te voorkomen…

Voor meer artikelen klik hier

Van het kastje naar de muur

Els Moonen (68) is eind dertig wanneer zij hartpatiënte wordt. Nu, ruim dertig jaar later, is zij ‘uitbehandeld’. Een stempel, meer niet. Want in haar leven als hartpatiënte is zij al vaker uitbehandeld verklaard. De strijd die zij heeft geleverd om überhaupt gehoord te worden, is een verhaal op zich.’Vrouwenklachten werden in die tijd niet serieus genomen.’

Els Moonen (68)

In haar vrije tijd houdt Els van lezen en schilderen. Een uitlaatklep om tot rust te komen. Want na meerdere hartinfarcten en hartoperaties én een erfelijke cholesterolaandoening wat zich heeft geuit in aderverkalking, is een uitlaatklep meer dan nodig. ‘Ik heb moeten accepteren dat ik nooit normaal zal functioneren, maar ik probeer positief te blijven en pas mijn leven aan.’

Vrouwenkwalen

De jaren tachtig zijn in volle gang wanneer Els ongemakken begint te ervaren. Ze gaat naar haar huisarts. Niet één keer, maar herhaaldelijk. Maar de juiste diagnose blijft uit, ‘Volgens mijn toenmalige huisarts waren mijn klachten te verklaren door stress. Ik was druk in de weer met de opvoeding van drie kleine kinderen, runde ondertussen een huishouden en was actief op de werkvloer.’

Maar de klachten van Els houden aan. Wanneer zij uiteindelijk bij de cardioloog terecht komt, is het te laat, ‘In eerste instantie hield de cardioloog vast aan het verhaal van mijn huisarts, dat mijn klachten stressgerelateerd zouden zijn. Frustrerend! Toen ik vertelde over de aanhoudende pijn op mijn borst, mocht ik een fietsonderzoek doen. En toen schrok hij, want mijn kransslagader zat vrijwel dicht.’

Els wordt direct opgenomen. Zij wordt gekatheteriseerd en doorgestuurd naar een academisch ziekenhuis, maar het was al te laat. Haar allereerste dotter- en stentbehandeling mag niet baten en een hartinfarct volgt. Diezelfde nacht volgt een spoedingreep en krijgt Els een bypassoperatie.

Uitbehandeld

De klachten houden aan en een periode van ‘hartbewaking op, hartbewaking af’ volgt. Onder andere doordat er te laat is ingegrepen, is de bypassoperatie niet succesvol. Vele ingrepen (en hartinfarcten) volgen daarop. Als klap op de vuurpijl wordt Els in de jaren negentig uitbehandeld verklaard, ‘Maar ik liet het er niet bij zitten en heb contact opgenomen met de cardioloog uit het academisch ziekenhuis waar ik naar was doorgestuurd.

Ik ben hem eeuwig dankbaar. Mede dankzij zijn hulp en steun volgt een nieuwe operatie.’ Eenmaal opgeknapt gaat Els een jaar later met haar gezin op vakantie. Iets wat eerder onmogelijk was, ‘Mijn klachten stonden het niet toe. Ik bleef wel klachten houden, maar inmiddels was ik het gewend. Het belangrijkste was dat mijn gezin en ik ermee om konden gaan.’

Els leeft haar leven. Angst dat het mogelijk mis gaat, ervaart de doorzetster niet, ‘Volgens mij speelde angst geen rol door mijn bijna-doodervaring. Ik heb al zoveel meegemaakt, het is gewoon mijn tijd nog niet.’ Maar met de komst van het nieuwe millennium, gaat het weer mis en allerlei ingrepen volgen. ‘Naderhand had ik veel pijn, maar ik werd niet serieus genomen. Ditmaal door de verpleging. Een nieuwe hartinfarct volgt. Het was ongelofelijk moeilijk.’

Wilskracht

Levenslustig als Els is, laat zij de moeilijke tijd achter zich. De jaren die volgen zijn wisselvallig, maar ze laat zich niet kennen. Op een gegeven moment verslechtert de gezondheidssituatie van Els drastisch, ‘Ik werd invalide’. Haar cardioloog spreekt de volgende woorden uit, ‘Wij staan met onze rug tegen de muur en kunnen niets meer doen.’ Els is opnieuw uitbehandeld.

Maar Els zou Els niet zijn, als zij het heft niet in eigen handen neemt. Zij gaat op onderzoek uit en komt terecht bij een experimentele stamcelbehandeling waaraan zij na screening mag deelnemen, ‘Het doel is om door middel van stamcellen de doorbloeding van bloedvaten en de functie van het hart te verbeteren. Vooralsnog lijkt de behandeling aan te slaan.’

Voor Els is haar wilskracht haar redding geweest, ‘Ga overal zelf achteraan. Vooral wanneer een arts zegt dat je uitbehandeld bent. En wat vrouwen betreft, laat je niet met een kluitje in het riet sturen onder het mom van ‘stress’. Mijn zus had pijn in de maagstreek met uitstralingen naar haar borst. Ondanks dat zij zich beroerd voelde, is zij naar huis gestuurd. Naderhand bleek het een groot hartinfarct te zijn. Het doet mij pijn dat mijn klachten (en de klachten van andere vrouwen) niet serieus zijn genomen, onder andere omdat er aan mij niets te zien was. Inmiddels is gelukkig bekend dat vrouwen en mannen hartklachten anders ervaren. Ik hoop dat vrouwen nu serieuzer worden genomen.’

Leven

Ongeacht alles houdt Els goede hoop en kijkt zij uit naar nieuwe ontwikkelingen, ‘Inmiddels heb ik met mijn gebrekkige hart leren leven, maar ik vind het nog steeds lastig om keuzes te maken bijvoorbeeld met betrekking tot sociale gebeurtenissen. Want ik ben beperkt in mijn doen en laten. Ik mis veel, dat maakt mij verdrietig, maar daardoor heb ik ook een schuldgevoel ten opzichte van mijn kinderen en kleinkinderen. Tegelijkertijd hebben mijn man, waar ik veel steun aan heb, en ik geleerd om met kleine dingen tevreden te zijn.’

Sharona Porre kreeg een tweede kans op leven

‘Elke ochtend bedank ik voor de spiegel de donor voor mijn tweede kans’

Sharona Porre (27) werd blauw geboren. Haar ouders dachten dat de kleur wel zou wegtrekken, maar dat gebeurde niet. Na talloze onderzoeken kregen ze te horen dat hun dochter een ernstige hartafwijking had en hooguit 20 zou worden. Maar dankzij een hart- en longtransplantatie kreeg ze op het nippertje een tweede kans op leven.

 

‘Als het heel koud is en ik op de fiets zit, schiet het soms door mijn hoofd: ben ik weer blauw? Kijkt iedereen naar me? Maar al snel realiseer ik me dat ik daar niet meer bang voor hoef te zijn. Ik ben weer gewoon roze, net als andere mensen.’

Sharona Porre heeft het goed voor elkaar. Ze is net in haar eerste eigen huisje getrokken, doet twee keer per week vrijwilligerswerk in de ouderenzorg en is heel gelukkig met haar vriend Kevin, met wie ze nu een jaar samen is. In de toekomst hopen ze dat er nog een kleintje bijkomt, als de artsen daar groen licht voor geven. Want nu ze een hart en longen van ‘Ferrarikwaliteit’ heeft, ligt ook haar kinderwens weer op tafel. Toen Sharona op haar 15e haar eerste vriendje kreeg, vonden haar ouders het tijd worden om hun dochter te vertellen dat haar levensverwachting niet hoog was en ze daarom niet zwanger mocht worden.  ‘Die jongen moest ook weten waar hij aan toe was, vonden ze’, vertelt Sharona. ‘Ik dacht vooral: waarom overkomt mij dit? Ik kon ook heel boos worden dat mensen abortus pleegden. Ze vergooien een kans die ik nooit zou krijgen.’

Afscheidsbrief

Nog steeds is Sharona’s toekomst onzeker. De transplantatie heeft haar levensverwachting met ongeveer 15 jaar verlengd, maar hoe de medische wetenschap er dan voorstaat? Dat weet niemand. Maar daar wil het stel zich niet te veel mee bezig houden. ‘Ik kan ook morgen onder een bus komen’, relativeert Kevin. ‘We hebben geen glazen bol. Toen ze geboren werd, wisten de artsen ook niet dat het 20 jaar later mogelijk zou zijn om een hart en longen te transplanteren.’

De operatie – op 4 augustus 2015 – kwam maar net op tijd. ‘Anders had ik waarschijnlijk de kerst niet gehaald’, zegt Sharona. ‘Ik had regelmatig longbloedingen en zat vrijwel alleen nog maar thuis. De kleinste inspanning kon fataal zijn. Ik durfde zelfs geen chocola meer te eten, omdat het slijm dat je daarmee aanmaakt druk op mijn longen zou leggen.’ Ook de operatie zelf was een groot risico, vertelt ze. ‘Voor ik de operatiekamer inging, heb ik mijn ouders, zusje en toenmalige vriend een cadeautje gegeven, dat ze pas mochten openmaken als ik onder narcose was. Ik heb ook een afscheidsbrief geschreven, in geval het fout zou gaan. Niemand weet wat daarin stond. Toen ik eenmaal thuis was, heb ik hem verscheurd en weggegooid.’

Net een baby

Maar hoe blij haar familie en vrienden ook waren dat de operatie geslaagd was, Sharona zelf kon er in eerste instantie maar moeilijk van genieten. ‘Vooraf dacht ik: dit doe ik wel even. Maar het viel vies tegen. Ik voelde me net een baby, moest letterlijk alles opnieuw leren: praten, staan, lopen… De revalidatie was extreem vermoeiend en ik werd steeds depressiever. Je zou denken dat je na zo’n transplantatie dolgraag wilt leven, maar ik dacht op een gegeven moment: waar doe ik dit eigenlijk nog voor?’

Een revalidatiearts gaf haar de schop onder haar kont die ze nodig had. ‘Opeens ging de knop om’, vertelt ze. ‘Ik dacht: ik heb een tweede kans op leven gekregen, daar ga ik wat van maken! Nog steeds bedank ik iedere ochtend voor de spiegel de donor die me deze kans heeft gegeven. Al weet ik helaas niet heb wie dat is geweest. Ik heb de artsen een brief gegeven voor de nabestaanden, maar een reactie heb ik nooit gehad.’

Toch gelooft ze dat ze een deel van die persoon met zich meedraagt. ‘Mijn karakter is veranderd. Vroeger kon ik me best druk maken om dingen, nu heb ik sneller maling aan wat anderen denken. Ik ben makkelijker geworden, rustiger. Al kan dat misschien ook komen doordat ik niet meer hoef te vechten.’

Vechten is gelukkig inderdaad niet meer nodig, al is haar leven nog steeds niet makkelijk. ‘Ik blijf altijd patiënt. Ziekenhuiscontroles, medicijnen, het voortdurende risico op afstoting… Ook zijn mijn hersenen door al die jaren zuurstoftekort beschadigd, waardoor ik vergeetachtig ben en ik niet goed tegen drukte kan. Maar we hopen dat dat in de toekomst nog beter gaat. Soms maak ik er grapjes over met vriendinnen. “Ik ben ook pas twee”, zeg ik dan.’

 

Geert de Jong: ‘Sinds mijn hartziekte ervaar ik meer levenskracht.’

Geert de Jong is 34 als hij een hartstilstand krijgt na een wielerwedstrijd. Het is het begin van een leven met hartritmestoornissen waardoor hij zijn werk en veel andere activiteiten moet staken en met angst voor herhaling leeft. Maar: ‘Ik leefde ervoor op wilskracht, nu volg ik mijn gevoel.’

Geert de Jong (39) was altijd gezond en heel sportief. Hij voelde dan ook niets tijdens de wielwedstrijd in Valkenburg. Geen vermoeidheid, geen kortademigheid, niets bijzonders. Maar toen hij na de finish afstapte ‘ging het licht uit’ en zakte hij in elkaar. Hij had een hartstilstand. De moeder van een vriend die haar eigen zoon stond toe te juichen begon hem te reanimeren.

Ambulancepersoneel nam het over met een defibrillator. Met succes, Geert kwam bij. Maar terwijl dat gebeurde realiseerde hij zich dat hij met een doodstrijd bezig was en dacht hij dat de geruststellende woorden van mensen die hem hier probeerden te houden, stemmen van de overzijde waren. Hij begon met hen te vechten om terug gaan naar het leven. Hij kreeg een kalmerend middel toegediend en werd wakker in het ziekenhuis.

Nog een hartstilstand

Zijn hartspier bleek ontstoken, waarschijnlijk veroorzaakt door een virus dat Geert had opgepikt. Dat is nu vijf jaar geleden. Inmiddels is Geert helemaal afgekeurd. Een half jaar na de wielerwedstrijd gebeurde hetzelfde namelijk nog een keer. Weer zat hij op de fiets. Dit keer met zijn twee jonge kinderen achter hem in een fietskar. Een normaal fietstochtje, geen extra zware inspanning. Geert lag in de berm met een hartstilstand. En weer had hij het geluk dat iemand hem hier, in het leven, wist te houden. Een vrachtwagenchauffeur zag hem liggen en had in het leger leren reanimeren. Hij belde een ambulance en begon te reanimeren. Volgens de artsen had littekenweefsel ontstaan na de eerste ontsteking ertoe geleid dat hij gevoeliger was geworden voor hartritmestoornissen.

Doodsangst

‘Ik was het vertrouwen in mijn lichaam helemaal kwijt,’ vertelt Geert hierover. ‘Mijn hart kan bij de geringste inspanning op hol slaan om vervolgens stil te staan.’ Om dat laatste te voorkomen draagt hij inmiddels een ICD ofwel een defibrillator. Als die in actie komt is dat een zware belasting. ‘Ik voel eerst mijn hart op hol slaan en dan voel ik die ICD met een heftige schok ingrijpen. Ik weet dat ik in leven blijf, maar het voelt alsof ik sterf. Er komt veel adrenaline vrij en ik ervaar pure doodsangst.’

De constante angst dat zoiets gebeurt kost veel energie. Ook moet hij constant rekening houden met de belasting die zijn hart aankan. ‘Ik kan niet meer de vader zijn die ik wil zijn, ik kan bijvoorbeeld niet echt stoeien met de kinderen of ze optillen. Ik kan ook niet de partner zijn die ik wil zijn of de werknemer.’ Geert zocht psychologische hulp om met zijn angst om te gaan, maar dat haalde niet veel uit. ‘Een psycholoog helpt om niet-reële angsten in perspectief te zien. Maar mijn angst is wel reëel.’

Vertrouwen

Toch heeft de ziekte hem ook veel gebracht. ‘Mijn leven is er totaal door veranderd. Ik was bankier en deed heel veel op wilskracht. Ik voelde nooit belemmeringen. Als ik iets wilde, zorgde ik dat ik dat ook voor elkaar kreeg. Maar ik zag de wereld ook erg in zwart-wit tinten. Nu doe ik veel meer vanuit mijn gevoel, en vraag me af: waar heb ik nu behoefte aan? Ook zie ik veel meer kleur. In het leven en in de mensen om me heen. Deze nieuwe, intensere manier van leven had ik niet willen missen.’

Geert kreeg van vrienden een boekje van Wim Hof, ofwel The Iceman. Hij was gewend altijd druk bezig te zijn en in actie te komen. Op zoek naar een voldaan gevoel door presteren. Maar nu leerde hij via de oefeningen in dat boek een andere kracht van zijn lichaam kennen. Hij oefende bijvoorbeeld met het inhouden van zijn adem. ‘Op een gegeven moment ontdek je dat je je adem veel langer kunt inhouden dan je denkt. En dat er vanzelf een moment komt dat je ademhaling weer begint. Dat gaf een enorm krachtig gevoel. Ik leerde vertrouwen op iets groters in mijzelf.’ Het gaf hem veel voldoening, deze momenten waarin er uiterlijk weinig gebeurde, maar van binnen juist heel erg veel. Dat werd zijn nieuwe kompas; voldoening ervaren door ontspanning. Zijn interesses zijn ook veranderd. Zo is hij geïnteresseerd geraakt in de symbolische en gevoelsfunctie van het hart. Hij vraagt zich vaker af: ‘Wat wil mijn hart mij eigenlijk zeggen? Wat betekent het hart eigenlijk voor mensen, los van de lichamelijke functie die het heeft.’

Hartewens

En er is ook nog iets anders wat hem van het hart moet: ‘Ik merk dat veel mensen die ziek zijn hun ziekte ervaren als iets wat hen is overkomen, waar ze slachtoffer van zijn. Eerst wenste ik ook dat ik van mijn ziekte zou genezen en ik mijn leven weer ‘gewoon’ kon oppakken. Nu wens ik, dat er een moment komt waarop ik de wens om ‘beter te zijn’ niet meer ervaar. Voor mij is mijn ziekte behalve een angstige en zeer zware beproeving ook een enorme leerschool die me niet alleen intenser van het leven doet genieten maar me ook een nieuwe diepere levenskracht laat ontdekken. Ik voel dat mijn tevredenheid en geluk groter en belangrijker zijn dan mijn ziekte. Vaak proberen we de omstandigheden die het ervaren van geluk in de weg zitten te veranderen. Maar ik denk dat juist het omarmen van die moeilijke omstandigheden gelukkig maakt.