Met donorhart naar de top

Carla beklom 4 jaar na haar transplantatie de Kilimanjaro

Zeven jaar geleden was zelfs een heel klein stukje lopen haar al teveel. Maar dankzij een donorhart heeft Carla Joustra (59) haar leven weer terug. Samen met 11 andere getransplanteerden beklom ze in 2014 de hoogste berg van Afrika: de Kilimanjaro.

‘Een groot deel van mijn leven heb ik volgehouden dat het allemaal wel meeviel. Ook al was ik vaak benauwd en kon ik amper een klein stukje rennen, er gingen geen alarmbellen rinkelen. Misschien werkte ik gewoon niet hard genoeg aan mijn conditie, dacht ik. Pas rond mijn 33e werd ontdekt dat ik een aangeboren hartaandoening had. Aanvankelijk probeerde ik dat mijn leven zo min mogelijk te laten beïnvloeden: ik deed vertaalwerk en werkte jarenlang in Noorwegen als reisleider. Toen de cardioloog in 2001 zei dat ik misschien ooit een harttransplantatie nodig zou hebben, kon ik dat dus eigenlijk niet geloven. Daar was mijn gezondheid toch nog veel te goed voor? Toch ging ik vanaf dat moment hard achteruit. Toen ik in 2009 op de wachtlijst werd gezet, had ik ernstige nierproblemen en kon ik nauwelijks nog lopen.

Ik zat op de gaskachel om mezelf warm te houden toen in mei 2010 het telefoontje kwam: er was een donorhart voor mij. Daarna ging alles snel, ik had niet eens tijd om bang te zijn. Natuurlijk was er een kans dat ik de operatie niet zou overleven. Maar als ik het niet deed, was het ook afgelopen. Misschien niet meteen, maar wel over een poosje. Want dat ik het niet lang meer vol zou houden, besefte ik inmiddels wel.

Het was een zware operatie, maar gelukkig herstelde ik na een aantal weken volledig. De revalidatie ging zelfs zo snel dat ik verbaasd was dat lopen en fietsen zó makkelijk kon zijn.

Expeditie

Na de transplantatie heb ik een lijstje gemaakt met alle dingen die ik wilde doen met mijn nieuwe hart. Een daarvan was het noorderlicht bekijken in het noorden van Noorwegen. Die reis is de kiem geweest van het plan om een eigen reisorganisatie te beginnen. Samen met een vriendin heb ik daarna in 2012 Fru Amundsen opgericht, waar we nog steeds erg van genieten. We waren op reis toen mijn man belde dat er een brief was van het UMCG: of ik met een groep getransplanteerden de Kilimanjaro wilde beklimmen. Ik dacht dat ze gek geworden waren. De hoogste berg van Afrika beklimmen, op mijn leeftijd?!

Maar toen ik het ziekenhuis liet weten dat ik erg twijfelde of ik dit wel kon, zeiden ze dat ik speciaal door mijn cardioloog geselecteerd was. Dat veranderde de zaak. Ik had een onbegrensd vertrouwen in hem, als iemand mijn situatie goed kende dan was hij het wel. Dus besloot ik toch de conditietest te doen, en wonder boven wonder werd ik uitgekozen om mee te gaan op de expeditie.

In totaal bestond onze groep uit 12 getransplanteerden met verschillende soorten donororganen. Ik was de oudste van het stel. Ook ging er een ervaren expeditieleider mee en een medisch team van het UMCG. Tijdens de voorbereidingen kregen we veel positieve, maar ook negatieve reacties. Sommige mensen zeiden: als je zo’n kostbaar cadeau als een donororgaan krijgt, ga je toch niet je leven op het spel zetten? Zelf hadden we dat gevoel helemaal niet. De artsen hebben ons niet voor niets beter gemaakt. Als er ook maar een klein risico was dat we dit niet aankonden, hadden zij hier nooit aan meegewerkt.

Loodzwaar

Uiteindelijk hebben we ruim een week over de beklimming gedaan. Bepaald niet de gelukkigste dagen van mijn leven, het was loodzwaar! Door de ijle lucht had ik iedere dag knallende hoofdpijn, ik was misselijk en had het – ondanks mijn thermo-ondergoed – ongelooflijk koud. Het desolate landschap maakte gelukkig veel goed. We klommen, klauterden en daalden over gestolde lava, langs eenzame cactussen, door diepe ravijnen en over ruige rotsen. Dat afzien had ook wel iets moois. Bij elke stap was ik me bewust van hoe bijzonder het was dat ik daar kon lopen. Ik had nota bene tien jaar lang een traplift nodig gehad!

De top heb ik helaas net niet gehaald. We vertrokken die nacht rond twaalf uur ’s nachts in het pikkedonker voor de laatste kilometers, maar na twee uur moest ik opgegeven. Ik was doodmoe, compleet buiten adem en had totaal geen coördinatiegevoel meer. Op dat moment besloot ik dat mijn top op 5000 meter lag en niet 900 meter hoger. Ook drie anderen hebben de expeditie voortijdig afgebroken, de overige acht hebben wel de top bereikt. Natuurlijk doet het een beetje pijn dat ik dat moment niet met hen heb meegemaakt, maar ik ben waanzinnig trots dat ik zo ver gekomen ben. Blij voor mezelf, maar ook een beetje voor de rest van de wereld. Want door deze expeditie heb ik laten zien wat je allemaal kunt bereiken met een donorhart.

Nog steeds herdenk ik ieder jaar in mei mijn donor, ook al weet ik niet wie dat was. Ik realiseer me heel goed dat mijn geluk onlosmakelijk verbonden is met het sterven van een ander. Dat gevoel zal altijd dubbel blijven. Maar ik hoop dat we met ons verhaal hebben laten zien dat je als orgaandonor iemand een gezond leven terug kunt geven, waarin alles weer mogelijk is. Mijn leven is niet alleen verlengd, maar zit weer boordevol nieuwe uitdagingen. En daar ben ik mijn donor eeuwig dankbaar voor.’

 

Voorzitter van Overveld hekelt relatie van ‘big farma’ met artsen

Dít willen wij niet!

ROERMOND – Medicijnen, ze zijn helaas onvermijdelijk om (ernstige) ziekten te bestrijden, patiënten het leven te redden dan wel hun bestaan te verlengen. Maar het maatschappelijke gedrag van veel van de producenten van deze middelen vertoont een chronische onaangepastheid die maar moeizaam te bestrijden valt.

‘De geneesmiddelenindustrie staat met twee benen buiten de gemeenschap, terwijl zij juist ín het hart ervan behoort te staan’, zegt voorzitter Jan van Overveld van patiënten-belangenorganisatie Hartpatiënten Nederland.

De ergernissen over de handelwijze van de farma-industrie stapelen zich op in de Nederlandse samenleving. De afkeer tegen de geneesmiddelensector lijkt enigszins op de tegen het bankwezen gerichte volkswoede, die nog altijd sluimert. Alleen gaat het nu om de gezondheid van heel veel mensen.

Twee recente gebeurtenissen illustreren exact wáár het fout zit. De ene, een recent artikel in De Volkskrant (3-9-2016), luidt: ‘Farmaceuten betalen miljoenen aan artsen’. Enkele dagen later verzucht een apotheker in het Overijsselse Hasselt op de sociaalnetwerksite Twitter: ‘Het is 9:45 u. Ik heb al drie discussies gehoord aan de balie over niet leverbaar/ander merk/ander doosje. Zo klaar mee.’

Want bizar: steeds meer patiënten blijven verstoken van hun reguliere geneesmiddelen omdat de apotheek ze niet meer geleverd krijgt. Bovendien heeft driekwart van de apothekersassistenten inmiddels dagelijks boze, soms scheldende en dreigende patiënten aan de balie: vanwege het niet beschikbaar zijn van hun medicijnen door ‘productieproblemen’ bij farmaceutische bedrijven en/of het zogeheten preferentiebeleid van zorgverzekeraars.

De Volkskrant analyseerde een enorme administratie (‘het transparantiedossier’) aan farmaceutische relaties met dertienduizend medisch specialisten in totaal zestien vakgebieden. Daaruit filterde de krant informatie waaruit blijkt dat alleen al in 2015 zo’n 2400 artsen samen 5,6 miljoen euro opstreken van de industrie. ‘Als dank voor bewezen diensten…’ Voor respectievelijk hun advieswerk aan de farma-industrie, voor hun spreekbeurten over geneesmiddelen van farmaceutische bedrijven, én als onkostenvergoeding voor hun congresbezoeken georganiseerd door… Big Farma!

Bijna de helft (dik 40 procent) van de reumatologen en urologen ontving vorig jaar geld op hun rekening van de farmaceutische industrie. Daarnaast kreeg een op de drie longartsen en internisten een honorarium voor lezingen dan wel een financiële vrijstelling van gemaakte reis- en verblijfskosten (totaal 2,2 miljoen euro).

Let wel: ‘de helft’ en ‘een derde’! En dat terwijl artsenorganisatie KNMG recent nog verklaarde dat ‘gemiddeld slechts een paar procent van alle artsen bijverdient’. Dat gemiddelde percentage verhult dat de betalingen zich concentreren in enkele specialismen, reageert de krant. ‘Sommige medisch specialisten kregen vorig jaar meer dan tienduizend euro als sprekersvergoeding of als beloning voor een adviesklus.’

De nu opnieuw in het nieuws gekomen etterende plek in de relatie tussen geneesmiddelenindustrie en voorschrijvende artsen, houdt van Overveld van Hartpatiënten Nederland, naar hij zegt, ook al tijden bezig. Al jaren ziet hij hoe ‘de farma’ met artsen omgaat, en andersom. Een ongezonde relatie, meent hij. ‘Compliment voor de journalisten van De Volkskrant, zij hebben nu de vinger op de zere plek weten te leggen’, reageert hij.

Om te vervolgen met: ‘Wij lezen in hun artikel van begin september heel veel terug van wat wij al jaren uitdragen. Dit soort mogelijk conflicterende belangen is echt onwenselijk. Waarom? Omdat ze de kosten van de gezondheidszorg in dit land opdrijven. En, omdat de patiënt niet kan vertrouwen op het eerlijke medische oordeel van de dokter. Want nog altijd geldt het spreekwoord: Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.’

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), die overwegend uit voormalige artsen bestaat, zegt al enige tijd met een onderzoek bezig te zijn om te kijken of medisch specialisten met hun farmaceutische bijverdiensten de Geneesmiddelenwet hebben overtreden.

Van Overveld zegt te hopen dat, wanneer dit onderzoek serieus en objectief wordt uitgevoerd, er óók wordt gekeken naar andere ‘geldstromen’ vanuit de farmaceutische industrie. ‘Het onderzoek door De Volkskrant heeft, vrees ik, nog lang niet alles aan het licht gebracht. Er is ook sprake van andersoortige uitbetalingen door de geneesmiddelensector aan artsen. Uitbetalingen aan constructies met bv’s die werden en worden opgericht. En die bv’s zijn veelal moeilijk of niet traceerbaar. Maar, ook uitbetalingen vanuit public relations- c.q. reclame/adviesbureaus aan artsen. Dergelijke verhullende constructies zijn níet opgenomen in het register waaruit de krant putte.’

Het zou weleens het topje van de ijsberg kunnen zijn, meent van Overveld. ‘Want ik heb het nog niet eens gehad over vergoedingen vanuit sommige patiënten-belangenorganisaties aan medisch adviseurs.’

Hoe zit dat dan bij uw stichting? Immers, u bent al jaren voorzitter van een organisatie die de belangen van hartpatiënten vertegenwoordigt en daartoe soms het advies van deskundigen inroept. Van Overveld’s antwoord is duidelijk:  ‘Wij vragen  uitsluitend adviezen aan gezaghebbende medische specialisten die ‘pro deo’ en zonder wederdienst – in welke vorm dan ook – voor ons werken. Ook hebben wij, vanwege mogelijk conflicterende belangen, geen medisch advies college waar wij aan gebonden zijn. Op die manier kunnen wij onze volstrekte onafhankelijkheid en objectiviteit garanderen: 100 procent voor de patiënt.’

 

‘Onthulling kan weleens topje van ijsberg zijn’

Voorzitter Jan van Overveld

Hartpatiënt en zwanger: in gesprek met een verloskundige

 

Judith Govers is sinds 1995 verloskundige en werkzaam in haar eigen, gelijknamige verloskundige praktijk. Zij vertelt over de aanloop naar een bevalling toe, als hartpatiënt zijnde.

 

 

In hoeverre krijgt u, in uw praktijk, te maken met hartpatiënten?

‘Een hartpatiënt slaat de verloskundige praktijk over indien bekend is dat de behandelde cardioloog haar onder supervisie van een gynaecoloog wilt. Wanneer hiervan geen sprake is, volgt een intakegesprek bij ons waarbij de gezondheidssituatie wordt doorlopen. Op basis daarvan kan ik, waar nodig, iemand doorsturen.’

 

Worden er extra maatregelen genomen bij zwangere hartpatiënten?

‘Iedere zwangere krijgt de in de volksmond zogeheten 20-weken echo. De officiële benaming is ‘Structureel Echoscopisch Onderzoek’ (SEO). Wanneer het vermoeden voor (hart)afwijking bestaat – dan wel een verhoogd risico daarop -, en/of wordt geconstateerd, volgt een ‘Geavanceerd Ultrageluid Onderzoek’ (GUO). Een GUO is uitgebreider dan een SEO en wordt uitgevoerd door een gynaecoloog of een daartoe bevoegd echoscopist.’

 

En verder?

‘In Nederland heeft iedere zwangere na haar bevalling recht op kraamzorg. Voor de bevalling wordt met de verloskundige praktijk een aantal uur overeengekomen. Op basis van ‘Het Landelijke Indicatieprotocol Kraamzorg’ (LIP), kan op medische gronden de verloskundige tot een herindicatie van het aantal vastgestelde kraamzorguren komen. Na de bevalling maakt de verloskundige een herberekening en houdt daarbij rekening met de vergoeding vanuit de zorgverzekering.’

 

Angst (dan wel gezonde spanning) voor een bevalling is vanzelfsprekend. Bij hartpatiënten kan dit verhoogd zijn. Hoe gaat u, als verloskundige, daarmee om?

‘Bij hartpatiënten bekijk ik eerst om wat voor soort angst het gaat; is er sprake van angst in verband met de gesteldheid van de baby of is de toekomstige moeder bang voor de bevalling in verband met haar hartaandoening? Het is normaal om bang te zijn voor de mogelijke consequenties en rond te lopen met vragen als ‘Kan ik (en daarmee mijn hart) een natuurlijke bevalling wel aan?’. Ik probeer er alles aan te doen om de angst te verminderen en de bevalling rustig en met vertrouwen tegemoet te gaan. Indien nodig kijken wij naar de mogelijkheden binnen de psychische hulpverlening. In samenspraak met de zwangere, de cardioloog en de gynaecoloog, doen wij gezamenlijk ons uiterste best om alles naar behoren te laten verlopen.’

 

Concluderend; is het voorbereidende traject op de bevalling over het algemeen bij hartpatiënten anders in vergelijking met niet-hartpatiënten?

‘Indien een hartpatiënt onder controle bij mij is en niet doorverwezen wordt naar de gynaecoloog, wijk ik in principe niet af van het standaardtraject (de eerdergenoemde GUO staat hier los van). Echter, in mijn praktijk pas ik de zorg altijd aan, aan de behoeften van de zwangere vrouw. Als zij als hartpatiënt de behoefte heeft om vaker gezien te worden vanwege haar eigen gemoedstoestand, dan draag ik daar zorg voor. Als verloskundige vind ik het belangrijk om op mijn cliënten te anticiperen.’

 

De eerste klanken van het hart

 

De Franse arts René Théophile Hyacinthe Laënnec was van nature een zeer verlegen man. Opgevoed door zijn strenge vader die advocaat was (de moeder was overleden aan tuberculose) was René terughoudend in het contact met mensen. Wat meer in de luwte voelde hij zich veiliger.

 

Toch was dat een minpuntje in het beroep dat hij later in Parijs zou gaan uitoefenen: René Laënnec werd dokter. Niet in een stil, verscholen laboratorium, maar in een ziekenhuis in de Franse hoofdstad, begin 1800. Dat bracht hem rechtstreeks in contact met patiënten. Die moest hij niet alleen spreken over hun ziekten en kwalen, maar hij werd ook geacht ze te onderzoeken. Lichamelijk nog wel…! U begrijpt dat de jonge Fransman daarin heel wat persoonlijke hindernissen te nemen had.

 

Vooral wanneer er een jonge vrouw tegenover hem in de spreekkamer plaatsnam. Dan zweette hij soms peentjes. Op een onvermijdelijke dag trad een aantrekkelijke, beslist voluptueuze vrouw de dokterskamer binnen. Zij bleek hartproblemen te hebben.

 

In die tijd werd met het blote doktersoor naar het patiëntenhart geluisterd. Er bestonden immers nog geen echo’s, geen CT-scanners, en ultrasone geluidsgolven voor inwendig onderzoek van het menselijk lichaam waren nog niet ontdekt. De dokter van twee eeuwen geleden had zijn ogen, zijn handen en zijn oren om de patiënt te observeren, te bevoelen en de geluiden in diens lichaam te beluisteren.

 

Toen de jonge vrouw haar boezem wat vrijmaakte om de dokter ruimte te geven zijn oor daarop neer te vlijen, teneinde haar harttonen te beluisteren, blokkeerde de toen 27-jarige medicus. Maar hij bedacht een truc om aan deze confrontatie te ontkomen: hij rolde een stuk papier tot een cilinder, een holle buis die hij zacht tegen de boezem drukte. En… het wonder geschiedde! Laënnec hoorde het kloppen van haar hart en kon zijn diagnose stellen: er bleek sprake van een hartruis.

Hoe het verder gegaan is met de behandeling van de jonge dame blijft onvermeld in de medische geschiedenis. Maar duidelijk was wel dat de verlegenheid bij de dokter een geneeskundige vinding had voortgebracht: de stethoscoop!

 

Want een jaar nadat René Laënnec een vaste aanstelling had gekregen in het Hôpital Necker aan de Rue de Sèvres, vond hij deze uit – in 1816. Ook bedacht hij de naam van het instrumentje dat hij – in stilte en afzondering – in elkaar had geknutseld: ‘stethoscoop’, afgeleid van het Griekse woord ‘stethos’ dat borst betekent. Een toen nog houten buisje om naar de borst (en het hart dat daarin ligt) te luisteren. Een uitneembare houten koker van 30 centimeter lengte, drie centimeter doorsnede met in het midden een opening van 5 millimeter.

 

Het was het prototype van de stethoscoop van vandaag, die er weliswaar heel anders uitziet, ook van ander materiaal gemaakt is, maar waarvan het principe vrijwel onveranderd is.

 

Overigens, er was nog iets waardoor dokter Laënnec moeite had patiënten te onderzoeken: hij was nogal hygiënisch ingesteld. En om als dokter je oor te drukken tegen een zweterige behaarde borst boven een niet al te fris riekende bierbuik, eh, nou nee…!

 

‘Mensen met een aangeboren hartafwijking zijn vechters’

 

Een kind dat geboren wordt met een hartafwijking heeft dankzij de steeds hogere kwaliteit van de medische wetenschap tegenwoordig volop mogelijkheden tot een normaal leven. Sterker nog: na hun veertigste zijn ze doorgaans zelfs gelukkiger dan hun gezonde leeftijdsgenoten. Toch is er volgens Dr. Lisbeth Utens, klinisch psycholoog bij de afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie/Psychologie van het Erasmus MC-Sophia, nog genoeg werk aan de winkel.

 

Jaarlijks worden in Nederland ongeveer 1400 kinderen geboren met een hartafwijking. Voor de jaren tachtig waren hun overlevingskansen gering: maar liefst tachtig procent overleed. Gelukkig heeft de medische wetenschap niet stilgestaan en bereikt inmiddels circa negentig procent de volwassen leeftijd. Velen van hen kunnen een relatief normaal leven leiden: naar school gaan, sporten, werken, kinderen krijgen. Toch kampt een groot aantal patiënten met emotionele problemen.

 

Het Erasmus MC deed uitvoerig onderzoek naar de psychosociale gevolgen van een aangeboren hartafwijking voor zowel kinderen, jongeren als volwassenen. Deze gevolgen beginnen volgens Dr. Utens al vroeg. ‘De kinderen maken op jonge leeftijd al veel mee, zoals regelmatige ziekenhuisbezoeken en operaties. Dit kan leiden tot posttraumatische stressklachten.’

Ook voor de ouders kan het lastig zijn om goed om te gaan

met de zorgen rondom een kind met een aangeboren hartafwijking. ‘Het hart is het symbool van het leven. Wanneer je hoort dat er met dit deel van je kind iets aan de hand is, veroorzaakt dat vaak veel verdriet, angst en onzekerheid. Ouders maken zich vaak zorgen of hun zoon of dochter wel mee kan komen op school of mee kan doen met de gymles.’

 

Sociale contacten

Jonge hartpatiënten kunnen een verminderd uithoudingsvermogen en/of leer- en concentratieproblemen hebben, blijkt uit onderzoek. Ook komen er bij hen significant meer gedrags- en emotionele problemen voor dan bij gezonde leeftijdgenoten. Utens: ‘Sporten is een heel sociaal gebeuren. Als een kind tijdens de gymles niet mee kan doen of geen lid wordt van een sportclub, is het moeilijker om sociale contacten op te doen. En als je op school minder goed presteert dan je klasgenoten, kun je heel onzeker worden.’

 

Tegelijkertijd zorgt de bezorgdheid van de ouders volgens Utens soms voor de neiging tot overbescherming. ‘Er zijn ouders die hun kinderen onderschatten, wat heel begrijpelijk is. Maar als er angst en onzekerheid is bij de ouders, voelt een kind dat natuurlijk ook. Uiteindelijk kun je helaas nooit helemaal voorkomen dat een hartekind sociale problemen ondervindt. Ze zijn immers in een bepaald opzicht anders dan de doorsnee bevolking, dat is niet altijd makkelijk.’

 

Vechters

Gelukkig is er ook goed nieuws. Erasmus MC onderzocht hartpatiënten zowel tien, twintig als dertig jaar na hun eerste hartoperatie en ontdekte dat op volwassen leeftijd de kwaliteit van leven weer toeneemt. Volgens Utens vindt de overgrote meerderheid een partner en een baan. ‘De groep veertigplussers heeft vaak wel een lager beroepsniveau dan gemiddeld, een lager inkomen en ze hebben minder vaak kinderen of een partner, maar desondanks zijn ze gelukkig. Gelukkiger zelfs dan hun gezonde leeftijdsgenoten, met minder in plaats van méér emotionele problemen.’

 

Hoe dat komt? Utens heeft er wel een verklaring voor. ‘Het zijn vechters. Ik denk dat iemand met een hartafwijking andere normen en waarden heeft dan iemand die gezond opgroeit. Wanneer je ouder wordt, krijg je vaak meer zorgen en gezondheidskwalen. Voor wie altijd gezond is geweest, kan dat van grote impact zijn. Mensen die zijn opgegroeid met hartproblemen hebben wel voor hetere vuren gestaan. Zij zien juist wat ze allemaal hebben bereikt ondanks hun hartprobleem en waarderen de positieve dingen in het leven meer. Ze zijn trots op hun plek in de maatschappij en komen daardoor als het ware op volwassen leeftijd pas tot bloei.’

 

Deze bevindingen zullen voor veel ouders van een kind met een hartaandoening enerzijds een opluchting zijn. Aan de andere kant valt er wat betreft de problemen op jonge leeftijd nog de nodige vooruitgang te boeken, meent Utens.

 

‘In het Erasmus MC-Sophia en in veel andere ziekenhuizen wordt al veel aandacht besteed een psychosociale zorg: naast de kindercardioloog staat er een team van psychologen, maatschappelijk werkers en pedagogisch medewerkers klaar. Uit onze onderzoeken blijkt echter dat ouders van kinderen met een aangeboren hartafwijking een grote behoefte hebben aan zorg op maat.

Dat willen wij ook geven, maar hiervoor is jammer genoeg nog te weinig geld beschikbaar.’

 

Workshop

Heel blij is ze daarom met de twee grote studies die recent zijn gestart in het Sophia Kinderziekenhuis. De eerste studie is gericht op kleuters met een aangeboren hartaandoening. Samen met hun ouders en eventuele broertjes en zusjes, krijgen zij in de vorm van een workshop handvatten om de gang naar school gemakkelijker te maken. Ook wordt er fysiotherapie aangeboden om sporten te stimuleren.

 

De tweede studie is bedoeld voor kinderen tussen de 6 en 16 jaar die zijn geopereerd aan een aangeboren hartafwijking en richt zich op het effect van EMDR, een effectief bewezen therapie voor traumaverwerking. ‘Van alle kinderen die in het ziekenhuis zijn opgenomen, heeft tien procent nadien last van posttraumatische stressklachten en van die groep ontwikkelt 35 procent zelfs een posttraumatische stressstoornis: PTSS’, legt Utens uit. ‘Als dit niet tijdig wordt aangepakt, kan dat leiden tot depressies en ernstige problemen met slapen, concentratie en leren. Dit geldt voor alle kinderen met ziekenhuis-ervaring.’

 

Utens is enthousiast. ‘Als blijkt dat EMDR inderdaad effectief is bij hartekinderen, wat ik verwacht, is het de bedoeling dat deze therapievorm structureel wordt opgenomen in het behandelplan binnen het ErasmusMC-Sophia. Ook hopen we dat verzekeraars dan meer psychosociale zorg gaan vergoeden.’

 

Zal er ooit een moment komen dat niet alleen veertigplussers, maar ook jonge mensen met een aangeboren hartafwijking net zoveel levensgeluk ervaren als gezonde leeftijdsgenoten? Dr. Utens is hoopvol. ‘Ik verwacht echt dat dit gaat lukken, we werken er in ieder geval hard aan.’

Hartziekten bij jonge vrouwen onderschat

 

Er is de laatste jaren eindelijk meer aandacht voor de risico’s op hart- en vaatziekten bij vrouwen. Maar het risico bij jonge vrouwen wordt nog altijd onderschat, blijkt uit nieuw onderzoek.

 

Het hardnekkige misverstand dat hartziekten vooral oudere mannen treft is de laatste jaren aardig onderuit geschoffeld. Bekende cardiologen als hoogleraar vrouwencardiologie dr. Angela Maas en dr. Harriëtte Verwey hebben flink aan de kaak gesteld dat vrouwen wel degelijk risico’s lopen op hart- en vaatziekten. Sterker nog: de sterfte aan deze ziekten is bij vrouwen zelfs hoger dan bij mannen, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. In 2015 overleden bijna 40.000 Nederlanders aan hart- en vaatziekten. Daarvan waren 21.000 vrouw. Vooral het risico op overlijden aan een beroerte en hartfalen ligt bij vrouwen hoger (zie tabel). Hart- en vaatziekten zorgden in totaal voor iets meer dan een kwart van het totaal aantal sterfgevallen.

 

Maar het aantal mensen dat kans loopt op hart- en vaatziekten ligt nog veel hoger dan altijd werd gedacht, blijkt uit recent onderzoek van het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam. Promovendus Harald Jorstad ontdekte dat de huidige manier van risicoschatting een grote groep jonge mensen onterecht niet meerekent. Als je alle risico’s meeneemt, vallen maar liefst twee keer zoveel mensen in de gevarengroep.

 

Volgens hem berekenen artsen bij hun risicoschatting nu vooral hoe groot de kans is dat iemand binnen tien jaar aan een hart- of vaatziekte overlijdt. Maar daarmee houden ze te weinig rekening met gezondheidscomplicaties waaraan mensen niet direct overlijden, maar wel langdurig last van kunnen hebben, zoals lichte hartaanvallen of vaatziekten buiten het hart. Een grote groep jonge mensen, vooral vrouwen tussen de veertig en vijftig jaar, vallen hierdoor buiten preventieprogramma’s. Immers: juist bij jonge mensen is de kans dat zij aan hart- en vaatziekten overlijden heel klein.

 

Preventiegesprek

Bij mensen die al een hartinfarct hebben gehad, blijkt een preventiegesprek met een verpleegkundige goed uit te pakken, blijkt uit een recente proef van het AMC. In totaal namen 750 mensen die een hartinfarct hebben gehad er aan deel. Na vier bezoeken aan de verpleegkundige was hun bloeddruk en cholesterol verbeterd. Door deze  goede resultaten heeft de European Society of Cardiology (de Europese vereniging van beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die zich met cardiologie bezighouden) in mei haar nieuwe preventieve richtlijn aangepast. Alle patiënten die een hartinfarct hebben gehad, moeten voortaan een verpleegkundig spreekuur aangeboden krijgen. Dit kan veel ernstige gezondheidsproblemen voorkomen. Maar daarmee is de groep mensen die nog geen hartklachten heeft, maar daar wel risico op loopt niet geholpen.

 

Daarom is het goed om de symptomen te herkennen die kunnen wijzen op een hartinfarct. Maar dat is bij vrouwen lastiger dan bij mannen. De bekende klachten als druk of pijn op de borst, zweten en pijn die uitstraalt naar de bovenarmen en kaak zijn bij vrouwen vaak een stuk vager.

 

Vrouwen hebben – vaker dan mannen – vaak ook last van pijn in de bovenbuik, kaak, nek of rug en tussen de schouderbladen. Ook hebben ze vaker last van acute, extreme vermoeidheid, kortademigheid, duizeligheid, slapeloosheid en een onrustig of angstig gevoel. Misselijkheid en braken komen ook voor.

 

Diagnose gemist

Vrouwen – maar ook artsen – herkennen de klachten vaak niet. Hierdoor wordt de diagnose hartinfarct vaak gemist. Dikwijls worden de klachten verward met de overgang, zeker bij bijvoorbeeld vermoeidheid en hartkloppingen. Ook bij opvliegers of overmatig zweten wordt vaak direct gedacht aan de overgang. Maar deze klachten kunnen ook komen door een te hoge bloeddruk, een van de belangrijkste risicofactoren voor hart- en vaatziekten.

 

Ook op het forum op www.hartpatienten.nl staan ervaringen van vrouwen, wiens klachten niet werden herkend. Zo schrijft de 45-jarige Suus: ‘Ik loop al minstens twee jaar met klachten. Steeds werd dit afgeschoven op de overgang en/of stress. Na aandringen van mijn kant ben ik vorige week eindelijk toch naar de cardioloog geweest. Op de scan bleek een vernauwing te zien. Woensdag krijg ik een hartkatheterisatie en indien nodig gaan ze dan gelijk dotteren.’ Een 48-jarige forumbezoekster heeft een vergelijkbare ervaring. ‘Na drie jaar klachten kreeg ik eindelijk een doorverwijzing naar een internist. Ik vroeg daar ook of ik niet een keer naar een cardioloog moest. Ik heb een hoog cholesterol en aderverkalking en daarnaast was ik vaak moe, kortademig en benauwd. Ik zat niet in de risicogroep, werd steeds gezegd. Maar afgelopen zomer kreeg ik onderweg naar onze vakantiebestemming in Frankrijk een hartinfarct.’

 

Alert zijn

Het mag duidelijk zijn: ook voor relatief jonge vrouwen is het belangrijk om alert te zijn op de signalen en zoveel mogelijk te doen om de risico’s te verkleinen. Dat betekent meer bewegen, stoppen met roken, veel groente en fruit eten en, indien nodig, afvallen. Zeker in aanloop naar de overgang is het verstandig om ook de bloeddruk en cholesterolwaarden in de gaten te houden. Heel belangrijk: blijf niet te lang doorlopen met klachten, ook al lijken ze vaag.

 

Gereanimeerd door partner

 

In 2015 krijgt de dan 44-jarige Karin, of zoals zij zelf graag wordt genoemd Kaatje Muijs, een hartstilstand. Haar partner, Wout Stegeman, heeft door reanimatie het leven van zijn geliefde gered. Hartbrug-Magazine ging hierover met beiden in gesprek.

 

 

Kaatje is een energieke vrouw die samen met haar partner, kinderen en huisdieren van het leven geniet. In haar vrije tijd leest de geboren Woudenbergse graag een boek en vermaakt zij zich achter de computer. Haar creativiteit laat zij de vrije loop door te schilderen. En het verzorgen van dieren geeft haar eveneens veel voldoening. Na haar hartstilstand vorig jaar juli, lijkt daar plots een einde aan te komen. Maar dankzij een grote wilskracht en een nog groter doorzettingsvermogen, doet Kaatje vandaag de dag nog steeds waar zij intens van geniet, alleen nu in een aangepast tempo.

 

Zij vertelt…

Hoe herinnert u zich de bewuste dag in juli 2015?

‘Het was in eerste instantie een alledaagse zondag. Totdat ik besloot om even te gaan liggen vanwege het feit dat ik mij al de gehele dag extreem moe voelde. Vanaf dat moment staat 26 juli 2015 in mijn geheugen gegrift als de dag dat mijn leven veranderde.’

 

Wat is er voorgevallen?

‘Enkele dagen daarvoor hebben wij onze 17-jarige honden moeten laten inslapen. Mijn moeheid schreef ik toe op alle emoties daaromheen. Toen ik eenmaal op bed lag, vertelde ik mijn partner over de uitstralende pijn vanaf mijn borst naar mijn kaak. Vervolgens ben ik mijn bewustzijn verloren. Wout heeft mij van het bed gehaald en is direct begonnen met reanimeren. Onze oudste zoon heeft 112 gebeld. De brandweer van Scherpenzeel is direct met een AED (Automatische Externe Defibrillator) gekomen. Later is gebleken dat het gebruik van de AED levensreddend is geweest. De kans op overleven is daarmee sowieso groter. Uiteindelijk bleek mijn kransslagader de boosdoener te zijn omdat ik een hartinfarct en vervolgens een hartstilstand heb gekregen. In totaal zijn er vijf stents geplaatst. Ondertussen bleek ik een heftige leverlaceratie (leverscheuring) te hebben. Ik ben de eerste paar dagen in slaap gehouden om de organen rust te geven. Mijn dierbaren is verteld dat, indien ik het zou overleven, zij rekening moesten houden met hersenschade. Wonder boven wonder heb ik het overleefd en bleek alleen mijn kortetermijngeheugen iets aangetast.’

 

U werd wakker gemaakt. En toen?

‘Mijn moeder heeft mij verteld waar ik was en wat er was voorgevallen; ik kon het niet geloven. Het eerste wat ik met Wout deelde, is dat het verdriet om onze honden, mijn hart heeft gebroken. En zo is het ook echt. Het hart kan breken door intens verdriet in combinatie met emotionele stress.’

 

Hoe is het voor u dat uw partner u heeft gereanimeerd?

‘Het is moedig dat Wout het eerste moment van paniek heeft overwonnen en over is gegaan tot reanimeren. Ik ben trots op hem. Mijn leven heb ik aan Wout te danken en dat is bijzonder. Hij is en zal altijd mijn held zijn.’

 

In hoeverre is uw leven hierdoor veranderd?

‘Enorm. Hiervoor heb ik niet eerder in het ziekenhuis gelegen en plots ontwaak ik op de Intensive Care (IC). Het besef wat mijn lichaam heeft doorstaan in combinatie met het feit dat het plots mis kan gaan, is traumatiserend. Daarop kan niemand zich voorbereiden. Daarbij is angst onuitgenodigd mijn metgezel geworden die altijd aanwezig is. En in geval van pijn, is de angst levensgroot.’

 

En verder?

‘Vanuit mijn ziekenhuisbed vond ik het lastig om een toekomstperspectief te zien, want ik moest leren omgaan met een nieuwe leefstijl vanwege mijn hart. Een hele dag doorgaan zit er niet meer in. Aan het einde van de dag zit ik er doorheen en heeft mijn lichaam rust nodig. Inmiddels sta ik weer open voor de toekomst. Het vertrouwen in mijn lichaam is gegroeid, omdat ik tot de conclusie ben gekomen dat als een lichaam zoveel rampspoed kan doorstaan, het heel sterk is. Voorheen voelde ik mijn hart niet bewust zoals nu. Het klopte op de achtergrond solide en rustig: het was altijd goed. Inmiddels is mijn hart beschadigd.
Een klein gedeelte is door het infarct afgestorven. Mijn hart heeft het zwaar gehad, ook door de reanimatie, maar het leven heeft mij een grote kans gegeven.’

 

Bent u veranderd?

‘Ik ben nog steeds dezelfde persoon, maar ik beleef alles intenser. Zo besef ik meer wat ik voor mijn kinderen kan betekenen. De liefde voor hen heeft mij de kracht gegeven om terug naar het leven te komen. Verder ben ik spiritueler geworden door deze ingrijpende ervaring. Ik geloofde altijd al dat er meer is tussen hemel en aarde en dat heb ik nu ook daadwerkelijk ondervonden. Om mijn ziekenhuisbed heb ik vijf zielen ervaren die mij hielpen als een kring van licht. Sommigen geloven in helende engelen die om hulp kunnen worden gevraagd. Ik ook. In je eentje overleven is niet te doen. Helaas nemen in mijn omgeving sommige mensen mij niet serieus omtrent mijn hart. Het punt is, ik zie er niet ziek uit, zelfs beter dan voorheen. Toen zag ik vaak wit terwijl ik nu meer kleur op mijn wangen heb, maar dat komt door de (vaatverwijdende) medicijnen. Mensen zien maar een klein stukje, zij zien het niet als ik ineens word overvallen door moeheid of hartpijn. Het is heel dubbel: aan de ene kant is het jammer dat er vaak aan voorbij wordt gegaan, omdat het overkomt alsof het allemaal niets betekent. Aan de andere kant ben ik door de laconieke houding van anderen in staat om mijn situatie te relativeren. Hoe zij mij zien, vat ik op als een compliment voor mijn revalidatie.’

 

Voelt u zich hartpatiënt?

‘Ja. Mijn hart bepaalt het tempo van mijn leven en alles herinnert aan mijn hartproblemen. Maar ik vind het niet erg dat dit mij is overkomen. Ik begrijp mijn hart en waarom het is gebroken. Als zoveel moois uit een leven verdwijnt zoals onze honden, dan is het verlies niet te dragen en breekt letterlijk het hart. Elke dag besef ik hoe bijzonder het is dat ik nog leef en bij mijn gezin kan zijn. Ik koester die momenten en ben ontzettend dankbaar dat wij nog samen zijn. Sinds een paar maanden hebben we Hailey in huis, een Jack Russell pup. Met haar hoop ik meer in beweging te komen. Wie weet kan mijn hart nog verder herstellen.’

 

Hij vertelt…

Hoe was het voor u om uw partner te reanimeren?

‘Eerst was er een moment van paniek waarin ik haar vroeg om mij niet alleen achter te laten. Daarna heb ik de knop omgezet en begon ik te handelen want de signalen waren duidelijk ernstig. Wat ik heb geleerd tijdens een cursus BHV (bedrijfshulpverlening) op mijn werk, kon ik nu in praktijk brengen. Destijds, tijdens de cursus, heb ik er niet bij stilgestaan dat mijn partner mijn hulp nodig zou hebben. Op de cursus heb ik geleerd dat reanimatie op een harde ondergrond hoort plaats te vinden, vandaar dat ik haar eerst van het bed heb afgehaald.’

 

In hoeverre is uw leven hierdoor veranderd?

‘Ik spring nu meer bij in het huishouden. Zo zorg ik er bijvoorbeeld voor dat Karin zich niet druk hoeft te maken over het eten als zij in de namiddag even gaat liggen om bij te komen van de dag.’

 

Wat vindt u als partner het moeilijkst tijdens dit gehele proces?

‘Het onbegrip dat er voor hartpatiënten is. Ik werk in de bouw en daar zie ik het ook dagelijks terug bij collega’s die hartpatiënt zijn. Na zes weken moeten zij van de Arbo-arts alweer aan de slag terwijl dat te hoog gegrepen is. In onze persoonlijke omgeving is er tevens veel onbegrip. Velen hebben niet door dat Karin aan het einde van de dag moe is. Ik werk niet meer over, omdat mijn gezin mij thuis nodig heeft. Sterker nog, ik wil er zijn. Niets is zeker, maar ik ben blij dat wij nu als gezin nog bij elkaar zijn, dus de toekomst zie ik positief in!’

Een nieuwe kans voor buitenlandse hartpatiëntjes

 

Regelmatig krijgt Hartpatiënten Nederland vanuit het buitenland hulpvragen voor jonge hartpatiënten. Daarvoor hebben wij een speciaal fonds: het hulpfonds Buitenlandse Kinderen. Al heel wat kinderen hebben door dit fonds een nieuwe toekomst gekregen.

 

Lieve stichting Hartpatiënten,

 

Ik ben Kurucz Eszter uit Hongarije. Twintig jaar geleden ben ik met hulp van jullie geopereerd. Dankzij jullie hulp kreeg ik een nieuwe kans op een nieuw leven, na de zware operatie aan mijn hart. In Hongarije was in die tijd geen operatie mogelijk en mijn ouders hadden dat ook nooit kunnen betalen. Daarom blijf ik u altijd dankbaar. Als ik geen hulp had gehad, zou ik er niet meer zijn. Ik ben nu klaar met mijn studie en ik werk als doktersassistente.

 

Veel liefs, Eszter

 

Dit is een van de hartverwarmende berichten die wij kregen van en over kinderen, die met de hulp van het hulpfonds een nieuwe toekomst kregen. Dit fonds is ruim twintig jaar geleden opgericht om levensreddende hulp te bieden aan buitenlandse, kansarme kinderen met hartproblemen. Talloze kinderen in arme landen lijden aan hartziekten, onder meer door slechte hygiëne en tekort schietende gezondheidszorg.

 

Het fonds probeert aan zoveel mogelijk hulpverzoeken te voldoen. Moet een kind geopereerd worden, dan proberen we dat in eerste instantie in het eigen land te laten plaatsvinden. Als het niet anders kan of beter is voor het kind, zoeken we naar oplossingen in naburige landen. In het uiterste geval laten we het kind naar Nederland komen, zodat het hier de optimale zorg krijgt.

 

Volop genieten

Zo werd het Indonesische meisje Rispa, jaren geleden, met steun van ons fonds geopereerd in Jakarta. Regelmatig ontvangen wij positieve berichten van Rispa en haar pleegouders. Rispa heeft inmiddels zelf een gezonde dochter en geniet met volle teugen.
’Hoe mooi kan het leven zijn voor haar’, mailden haar ouders Carla en Harm Troost, toen ze net hoorden van haar zwangerschap. ‘Zo zie je maar: als je een leven kunt redden kan er ook nog een nieuw leven uit voortkomen.’

 

Na de bevalling stuurden ze nog een prachtig bericht: ‘Rispa is moeder geworden van een prachtige dochter. Op zondag 15 maart om 20.25 uur geboren in Pekanbaru. Het meisje heeft de mooie namen Syahfia Fitri Pauline gekregen. Syahfia betekent ‘sterk’. Wie had dat ooit kunnen denken. Voor de hartoperatie had Rispa een levensverwachting van 23 jaar en nu heeft ze zelf een nieuw leven kunnen geven. Ook dankzij de hulp van jullie geweldige stichting heeft dit alles kunnen gebeuren. Wij brengen grote dank uit aan de inspanningen die jullie hebben gedaan om het leven van Rispa te maken zoals dat nu is.’

 

Sponsorloop

Ook ontvingen wij in 2014 een noodkreet van Gerdy Osei-van Noort, een Nederlandse verpleegkundige die zich in Ghana inzet voor de Ghanese bevolking. Gerdy vroeg onze aandacht voor Emmanuela Gyamfua, een vijfjarig meisje dat leed aan ventrikelseptumdefect. Dat is een aangeboren hartafwijking, waarbij er een gaatje zit in het tussenschot van de twee hartkamers. Emmanuela moest zo snel mogelijk worden geopereerd, maar haar familie kwam nog 2.500 euro tekort. We organiseerden een sponsorloop, om het bedrag bij elkaar te verzamelen. Dat is gelukt en Emmanuela is kort daarna met succes geopereerd. De broer van verpleegster Gerdy mailde kort daarna: ‘Mijn zus liet zondagavond weten dat het nog steeds goed gaat met Emmanuela. Zij is inmiddels weer thuis in Sunyani. Alles is goed aan het genezen en Emmanuela maakt al wandelingetjes buiten. Het is de bedoeling dat ze in januari weer naar school gaat. Haar ouders waren vooraf heel bezorgd, maar zijn nu erg blij en dankbaar met het herstel.’

Afgelopen maand deed verpleegkundige Gerdy van Noort opnieuw een hulpaanvraag voor een meisje met hartproblemen. Zij heet Afia Amissah, is nog heel jong en heeft twee ernstige hartafwijkingen: PDA (patent ductus arteriosus) en VSD (ventricular septal defect). Ze kan pas over een paar maanden worden geopereerd, omdat ze eerst nog wat moet groeien en sterker worden. Maar als het eenmaal zover is, is er wel 16.000 US dollar nodig. Het ziekenhuis financiert de helft en haar ouders kunnen 1000 US dollar betalen, maar voor de resterende 7000 US dollar willen wij vanuit het Fonds Buitenlandse Kinderen gaan zorgdragen.

 

Echoapparaat

Het fonds Buitenlandse Kinderen bekostigt niet alleen operaties, maar ook broodnodige apparatuur. Zo financierden we een draagbaar echoapparaat voor de kindercardioloog Christine Jowi uit Kenia. Jowi werkt in het Mater Misericordiae Ziekenhuis in Nairobi en doceert aan de Universiteit van Nairobi. Met het apparaat kan zij hartziekten bij kinderen opsporen. We zorgden ervoor dat zij een bijscholing kon volgen in het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam, waar zij de nieuwste inzichten opdeed over hoe zij het apparaat optimaal kan benutten.

 

Jowi heeft met het apparaat de levens van vele tientallen Keniase kinderen gered. Per jeep reist ze door Kenia, om in de ziekenhuizen in Mombasa, Kisumu en Kericho hartpatiëntjes te onderzoeken. Bij nogal wat kinderen heeft ze hartklepafwijkingen geconstateerd.

 

Haar patiëntjes komen uit heel Kenia. Ze leggen vanuit hun dorpen lange tochten af om bij de door Jowi bezochte ziekenhuizen te komen, vaak dwars door de jungle. ‘De afstanden zijn groot en er is niet overal goede en stabiele elektriciteit’, laat Jowi ons weten. ‘Daardoor kan ik alleen op vaste plaatsen het onderzoek doen, anders blaas ik het toestel op en kan ik niet langer diagnoses stellen. Dat zou verschrikkelijk zijn.’

 

Pluim

Normaal gesproken werkt het fonds Buitenlandse Kinderen in alle stilte, zonder ophef en publiciteit. Met deze verhalen wilden we toch graag een inkijkje geven in het goede werk dat het fonds verricht. Want dat is alleen maar mogelijk dankzij de steun van onze donateurs. Een dikke pluim dus voor iedereen die dit allemaal mogelijk heeft gemaakt! Door uw bijdrage worden wonderen verricht voor deze kinderen.

 

 

Wilt u ook helpen?

Steun het Fonds Buitenlandse Kinderen en draag bij op NL 35 INGB 0000 594 000 t.n.v.  Hartpatiënten Nederland o.v.v. Fonds Buitenlandse Kinderen

De bloedsomloop door de microscoop

 

Bloed is een orgaan, het enige vloeibare orgaan in ons lichaam. Het is oneindig veel meer dan  een roodkleurige vloeistof ter vulling van ons ‘omhulsel’. Bloed leeft, bewaakt, signaleert, is ‘afleesbaar’ en vertelt daarmee hoe het met ons gaat.

 

Het zorgt niet alleen voor de aanvoer van zuurstof en andere noodzakelijke voedingsstoffen naar elk van onze cellen, maar het regelt ook de afvoer van koolzuurgas en tal van andere schadelijke producten die ons lichaam voortbrengt.
Daarin zorgt het voor een leefbare balans. Ook speelt bloed een cruciale rol in ons afweersysteem, slaat het alarm wanneer gevaar dreigt doordat bijvoorbeeld een ziekteverwekker al tot de bloedbaan is doorgedrongen, communiceert het (onder meer via hormonen) met organen en is het betrokken bij het regelen van de lichaamstemperatuur. Om maar enkele functies te noemen…

 

Kortom, een complex en ingenieus orgaan met grote invloed en verantwoordelijkheden. Bloed houdt heel wat meer in dan vele eeuwen geleden werd gedacht. Er was een tijd dat wetenschappers meenden dat de bloedstroom in het lichaam van de mens zich gedroeg als ‘de getijden van de zeeën en oceanen’, als ging het om een ‘eb en vloed die werden aangestuurd vanuit de lever’. Onzin weten we nu; maar bijna klinkend als de elementen uit een gedicht.

 

De eerste die ontdekte dat het bloed wordt rondgepompt in het lichaam was de Britse arts William Harvey (1578-1657). Maar het was meer logisch denken dan dat Harvey die werking ook zelf met het oog had waargenomen. Hij wist inmiddels van de kleppen in de aders en vergeleek het systeem met een waterpomp die een vloeistof één richting opstuwt. Harvey’s  beschrijving van de bloedsomloop is een van de grootste wetenschappelijke vindingen in de geschiedenis van de zelfontdekking van de mens.

 

Maar nogmaals: gezíen heeft Harvey de bloedstroom nooit. Die ‘primeur’ was voor onze landgenoot Thonis Philipszoon, de zoon van de Delftse mandenmaker Philip Antonyszoon. Hij noemde zich later ‘Antoni van Leeuwenhoek’ en zou de microscoop ontdekken en er het bloed van dier en mens mee bestuderen. Als de amateurwetenschapper die zich in hem ontpopte ontwikkelde hij zich tot ‘de grondlegger van de microbiologie’, zoals wij hem (er)kennen.

 

Thonis Philipszoon werd geboren in oktober 1632, vlak bij de Leeuwenhoekpoort. De zoon van de mandenmaker verhuisde uiteindelijk naar Amsterdam, trouwde er twee keer en kreeg vijf kinderen. Na de dood van zijn tweede vrouw stortte hij zich op zijn werk en ontwikkelde zich gaandeweg tot een vermogend handelaar in lakenstoffen en Delfts Blauw. Hoewel een sterke handelsgeest, bleek hij bovenal buitengewoon nieuwsgierig en onderzoekend. Met grote belangstelling voor ‘het kleine, nauwelijks met het blote oog waarneembare’.  Met lenzen die hij doorgaans gebruikte om de kwaliteit van lakenstoffen te controleren, keek hij steeds vaker naar die kleine, wondere wereld. En wilde almaar méér kunnen zien…

 

Zo maakte hij, in een ruimte achter zijn winkel, iets dat andere ontwikkelaars van microscopen maar niet lukte. Bleven hun lenzen steken bij vergrotingen van 20-30 keer, Antoni’s lenzen hadden een 200 keer beter zicht op de ‘onzichtbare wereld’. Zo zag hij de bloedsomloop van minuscule diertjes, zoals die van een glasaaltje. Hij zag hoe het vissenhartje het bloed rondpompte. Ook bekeek Antoni van Leeuwenhoek met zijn microscoop rode bloedcellen, bacteriën én… ook de eitjes van een luis.

 

Dansend door het leven

 

Muziek. Sommige wetenschappers en filosofen zeggen dat muziek de oorsprong van alles is, van alle leven. Het ritme van de muziek motiveert ons, net zoals ons leven van alledag een zeker ritme kent. En ook moet kennen. Want zonder dat ritme raken we al snel, gedesoriënteerd, de weg kwijt.

 

Muziek is helend. Het doet iets met ons. Muziek kan ons ontspannen, maar ook angst en pijn verlichten. Muziek kan bij hersenschade zelfs helpen nieuwe verbindingen te creëren. Een machtig medicijn! Een waar wondermiddel!

Neurowetenschappers willen het al jaren weten, zijn er al jaren naar op zoek: wat dóet muziek eigenlijk met onze hersenen, met ons brein? De wetenschappers raken ervan overtuigd dat ons brein werkt op pulsen. Dat is een continue elektrische activiteit. Deze pulsen vertonen grote overeenkomsten met het regelmatige ritme van de muziek! Van belang is dat muziek in één keer verschillende delen van ons brein kan aanspreken, de juiste snaar kan raken. Het kan daarbij gaan om emoties en herinneringen, maar ook spraak en motoriek, met de heupen bewegen, wiegen en zelfs dansen.

 

Laurien Hakvoort is docent muziektherapie aan het ArtEZ Conservatorium in Enschede. ‘Muziek luisteren’, zegt ze, ‘maar vooral muziek spélen zorgt ervoor dat de hersenen doorlopend nieuwe verbindingen maken. Om die reden kan muziektherapie ondersteunend werken bij mensen met onder andere hersenletsel, beginnende dementie en Parkinson’, tekent het blad UWV Perspectief op uit haar mond. ‘Regelmatig vertonen zij bijvoorbeeld instabiel gedrag omdat ze bang zijn om te vallen. Ik laat hen dan door een ruimte met hindernissen lopen. Als ik daarbij een ritme aangeef zie je dat de planning van hun stappen beter wordt. Geef ik ze vervolgens muziek op een koptelefoon, dan gaan ze grotere, zekerdere stappen zetten.’

 

‘Muziek luisteren helpt je de aandacht af te leiden van pijn of angst. Maar muziek máken brengt pas echt nieuwe verbindingen in de hersenen tot stand’, aldus Hakvoort. Veel muzikanten weten het. Muziek maken is een medicijn.

 

Ook neurobioloog en hersenonderzoeker Dick Swaab, bekend van de bestseller ‘Wij zijn ons brein’, blijkt hierin geïnteresseerd. Swaab zegt hierover: ‘Het is bekend dat luisteren naar je favoriete muziek pijn vermindert en de hoeveelheid stresshormonen verlaagt. En dat werkt opvallend genoeg niet als iemand anders muziek uitkiest waar je niet van houdt.’

 

Het moet dus wel jóuw muziek zijn, jóuw ritme. Voor de een is dat klassiek, de ander houdt meer van soul, of juist van bluesrock, of disco, of smartlappen, noem maar op. Het zijn vaak ook teksten of flarden tekst in een liedje, die mensen aanspreken en nieuwe moed geven. Waarin mensen zich herkennen en ook weten: ik ben niet de enige.