Een bedenkelijk verbond

Nederlandse patiëntenorganisaties hebben het moeilijk. Ze verliezen momenteel leden en daarmee ook inkomsten. Vooral onder invloed van de aanzwellende economische crisis schrappen veel mensen namelijk eerst hun krantenabonnement om vervolgens verenigingslidmaatschappen weg te strepen van hun lijstje met vaste lasten.

Een probleem dus voor nogal wat patiëntenclubs, waarvan sommige één of meer mensen in vaste dienst hebben. Dit, vanuit de zogenoemde ‘noodzaak om te professionaliseren’ gaat het daarbij overigens lang niet altijd om de goedkoopste krachten…

Bovendien lopen inkomsten terug omdat de overheid fors het mes in subsidies heeft gezet. Voor veel gesubsidieerde patiëntenclubs reden voor paniek, omdat de financiële basis ernstig wordt aangetast, dan wel goeddeels dreigt weg te vallen.

Hun vindingrijkheid is echter groot. Om toch weer geld in kas te krijgen is een aanzienlijk aantal organisaties een bedenkelijk verbond aangegaan met de verzekeringswereld. Sinds enige tijd namelijk vergoeden verschillende zorgverzekeraars de kosten van het lidmaatschap van een patiëntenorganisatie. Mensen die lid zijn van een patiëntenclub kunnen  via hun aanvullende verzekering dan hun lidmaatschapskosten terugkrijgen.

De achterliggende bedoeling is duidelijk: verzekeraars trekken via dit lokkertje wellicht nieuwe klanten over de streep; kommerende patiëntenclubs krijgen via de achterdeur toch weer de contributie binnen die ze bijna kwijt waren geraakt, omdat meneer of mevrouw Jansen eigenlijk van zijn of haar lidmaatschap afwilde, vanwege de kosten.

Uiteindelijk zal de verzekeraar de ‘geste’ van het lidmaatschap doorberekenen in de premie. Daardoor betalen verzekeringnemers – ook de niet-aangeslotenen bij een patiëntenorganisatie! – hieraan mee. Het verzwaart daarmee de kosten van de zorg, alleen maar omdat patiëntenverenigingen hun vege lijf willen redden.

Feitelijk: het geforceerd in stand houden van een bestaansrecht, dat wellicht niet reëel is.

Anders dan verreweg de meeste patiëntenbelangenverenigingen ontvangt onze organisatie, Hartpatiënten Nederland, gevestigd te Roermond, géén cent subsidie. Niet van de overheid, noch van welke andere geldverstrekker dan ook. Daar treuren we niet om, we hebben er zelfs nooit om wíllen vragen! Dat heeft ons jarenlange vrijheid en onafhankelijkheid opgeleverd, ook al voelen wij de teruggang in het aantal donateurs.

Om onze zelfstandigheid als organisatie te waarborgen wijzen wij zo’n verbond met verzekeraars af. We willen onze positie graag zuiver houden!

Column door: Jan van Overveld

Zelfdestructie

Soms lijkt het wel alsof we zijn geprogrammeerd om juist datgene te doen wat we beter hadden kunnen laten. Gedragspatronen die ons onheil brengen en waarvan we achteraf spijt krijgen. En toch doen we het. Sterker nog, we houden het lang vol, en slaan alle waarschuwingen in de wind.

Denk maar aan de weinig subtiele waarschuwing op de pakjes rookwaar, waarin voorspeld wordt dat je kanker krijgt en een ellendige dood zult sterven als je zo’n ongezonde ammoniak- en teerstaaf vol nicotine in je hoofd steekt. Het helpt niet.

Sinds kort denken wetenschappers te kunnen verklaren hoe het kan, dat mensen de andere kant op kijken als ze een ingeving of externe waarschuwing krijgen om iets na te laten. Natuurlijk speelt de voor iedere mens gebruikelijke eigenwijsheid en dwarsheid een rol. Want we laten ons door niemand wat zeggen! Dat is alvast de eerste stap naar de zelfvernietiging.

De tweede stap kwamen Britse en Duitse onderzoekers op het spoor. In het blad Nature Neuroscience schreven ze medio oktober, dat het – kort door de bocht – mensen geen fluit kan schelen als ze horen dat ze kans lopen op iets naars bij herhaald fout gedrag. Het blijft een ver-van-mijn-bed-show: ‘Mij overkomt dat niet.’ Nee, want ik ben overal van vrijgesteld. Op mij werken de wetten van de natuur niet, die voor alle andere mensen natuurlijk wel gelden.

De onderzoekers constateerden dat mensen hun verwachtingen wél aanpassen als ze horen dat de kans op iets akeligs kleiner is dan gedacht. Gelukkig, mijn partner gaat niet vreemd, of gelukkig, ik heb geen kanker. Maar als mensen te horen krijgen dat ze méér kans op iets akeligs lopen, passen ze hun verwachtingen niet aan. Dat komt volgens de onderzoekers niet omdat we met zijn allen achterlijk zijn. Het heeft te maken met een activiteit in onze hersenen. Deze schakelen niet goed, als ze iets akeligs vernemen.

Eerlijk gezegd geloof ik het allemaal wel. Ik zie het anders. Er ligt volgens mij gewoon een spanningsveld tussen discipline en zelftoegeeflijkheid. Hoe erger we ons door het leven en de wereld waarin we leven geknecht voelen, des te meer zoeken we plekken waar we nog wél zelf kunnen uitmaken wat we willen. En die gedragingen schermen we af van het ons onwelgevallige oordeel van de boze buitenwereld. Deze ingebakken neiging tot blindheid en zelfdestructie is vaak sterker dan onze bewuste wil.

Column door: Henri Haenen

Rijk leven

Als de dag van gisteren herinner ik me de poging van Linda McCarty om haar vegetarische nepvleesproducten in de markt te zetten. Ze zwoor dat het volledig haar recepten waren, maar dat de fabriek die het uitvoerde, smaakversterker toevoegde, wist ze niet. Het schokte haar zo tijdens de introductie, dat de woordvoerder van de fabriek haar het woord ontnam. Het werd geen succes.

Inmiddels is die markt aanzienlijk gegroeid, maar wat je aan vleesvervangende producten ziet, kan een gastronoom niet bekoren. De diverse fabrieken putten zich uit allerlei smaakjes toe te voegen aan de op zich vrij smakeloze sojaproducten die de hoofdmoot uitmaken, en dat zijn per definitie gastronomische gruwels.

Door de arts daar toe aangezet, heb ik mijn eiwitconsumptie drastisch terug moeten brengen. Een overdaad aan eiwitten is een belemmering voor de nieren. Weinig vlees en vis dus. Maar betekent dat dat je wel vrijelijk die sojaproducten kunt eten? Neem bijvoorbeeld de gerookte tempeh van De Hobbit, van alleen soja, zout en schimmelferment. Die bevat 21,7 % eiwit. Dat is meer dan een lamskarbonade of een bal rundergehakt. Dat zou dus zoiets zijn als de duivel uitdrijven met Beëlzebub.

Het zijn overigens niet alleen de eiwitten die in sommige gevallen schadelijk kunnen zijn. Ook de hoeveelheid kalium moet voor sommige patiënten geminimaliseerd worden. Tempeh bevat 150 mg kalium per 100 gram maar er zijn vleesvervangers, bijv. op melkeiwit basis, waarin gemiddeld 370 – 420 mg/100 gram zit. Dat zijn dus geen alternatieven, medisch noch gastronomisch.

Gelukkig is er meer op de markt dan wat onze supermarkten en alternatieve winkels voeren. In een recent vegetarisch kookboek (Oosters Vegetarisch van Jolande Burg) wordt, bij ontstentenis van een voldoende gesorteerd Nederlands adres, verwezen naar een Duitse website, (www.alles-vegetarisch.de), die weliswaar ook de ellende verkoopt die je hier overal vindt, maar die daarnaast een gigantisch assortiment van allerlei vleesvervangers biedt. En toch weer zijn de meeste van soja gemaakt.

Wanneer je op zoek gaat naar eiwitarme producten, dan heb je, merkwaardigerwijs, het wit van ei. In eiwit zit relatief weinig eiwit: 11,1%. In de dooier zit zelfs meer eiwit (16,2%), in het ei als geheel 12,5%. Eieren koken of pocheren is dus geen gek alternatief.

Overigens heeft gelukkig niet iedereen te kampen met een voorschrift om de hoeveelheid eiwitten te minderen, maar het blijft een feit dat we in deze westerse maatschappij al gauw te veel eiwitten binnenkrijgen.

Wie ooit zijn oude kat na een leven van te overvloedige eiwitten ziet wegkwijnen aan een onomkeerbare nierziekte, is gewaarschuwd. Mijn kat kon ik het leven rekken door het goedkoopste kattenvoer (met het laagste eiwitgehalte) te geven. Dat ging nog vrij lang goed. Misschien is wat minder rijk leven ook voor mensen een goede oplossing.

Column door: Johannes van Dam †

Gerstekorrel of padscheet

Ik zie ze eigenlijk nooit meer: padscheten. Komt u nog wel eens iemand tegen die aan snotvruut lijdt? Maar mooie woorden zijn het nog steeds. Ik kwam ze laatst tegen in een krantenartikel uit 1929. De schrijver pleit daarin voor ‘beschaafder spraak’, maar ik kon me niet aan de indruk onttrekken dat hij die volksnamen voor allerlei aandoeningen toch ook wel leuk vond. Hij stort ze in één adem over de lezer uit: ‘padscheet, leepoog, snotvruut, prutlip, scheurbek, krentenbaard, kletskop’. Allemaal ongemakken die zich in je gezicht voltrekken. Met uitzondering misschien van die kletskop. Dat lijkt me de oude naam voor kaalheid. Dus dat komt er dan nog eens bovenop. Verklaringen geeft de schrijver er niet bij, dat laat hij liever over aan ‘de medici’. Je zit bij de huisarts met ontstoken talgkliertjes van je ooghaartjes, en die zegt dan dat je hordeolum hebt. Op een of andere manier klinkt dat veel erger dan ‘gerstekorrel’, en om je helemaal gerust te stellen zegt hij glimlachend: een ‘strontje’. Beide staan in Van Dale, maar de padscheet niet. In een oud dialectwoordenboek van het Antwerps las ik dat ‘padscheet’ voortkomt uit het volksgeloof: als je langs de openbare weg (pad) je gevoeg deed, was de wege- of padscheet je straf. Geloofden ze dat vroeger werkelijk? Ik denk dat het eerder een opvoedkundig bangmakertje is geweest. Ik herinner me hoe mijn moeder ons waarschuwde: een padscheet zou je krijgen als je door een sleutelgat loerde. Het gekke was dat wij kinderen dat heel logisch vonden.

Streven naar beschaafder spraak is uiteraard een nobel doel, maar de duidelijkheid en de plastiek van de volkstaal lijkt me toch ook wat waard. Gewoon zeggen wat je ziet. Geen loopneus maar snot. Prut die uit een lip komt. En scheurbek in plaats van scheurbuik, want het gaat tenslotte om je tandvlees en niet om scheuren in je navel. De schrijver somt al die aandoeningen op, zegt hij, om ons ‘schrik en afkeer’ van de onbeschaafde taal in te boezemen. Ik was niet overtuigd. Op één punt na. Je moet er niet aan denken. Dat je dat allemaal tegelijk hebt!

Column door: Ed Schilders

Kwalijke verwarring bij patiënten

Het Algemeen Dagblad bewijst lezers een steeds slechtere dienst met de Ziekenhuis Top100, die de tabloidkrant sinds enige jaren publiceert. In plaats van duidelijkheid en transparantie over de kwaliteit van de medische en verpleegkundige zorg in ziekenhuizen, zaait de krant in toenemende mate verwarring onder patiënten en hun familieleden.

Want, wát moet je nu als patiënt van het Flevoziekenhuis in Almere met de volgende uitslag? In 2010 was dit ziekenhuis in de provincie Flevoland ’s lands beste ziekenhuis. Het ziekenhuis plakte de jubeluitslag groots op de gevel. Dit jaar staat het Almeerse hospitaal ineens op nummer 50… Vijftig plaatsen gedaald dus.

Presteert het Flevoziekenhuis in één jaar zoveel slechter? Dat is uiterst twijfelachtig.

‘Ons ziekenhuis was graag hoger geëindigd’, reageert Jeltje Schraverus, bestuursvoorzitter van het Flevoziekenhuis. ‘Maar het onderzoek is heel anders van samenstelling. Daardoor zijn de cijfers niet vergelijkbaar met die van vorig jaar. Daardoor doen we het minder goed. We gaan zeker kijken hoe dat komt en waar we verbeteringen moeten aanbrengen. Dat lijkt vooral een kwestie van beter registreren. Ik heb geen enkele indicatie dat de kwaliteit van zorg achteruit is gegaan of dat we minder aandacht aan kwaliteit hebben besteed. Op een aantal punten doen we het zelfs beter dan vorig jaar.’

Ofwel, wie accuraat de AD-vragenlijsten invult scoort hoger. Met zorg heeft het weinig van doen, hoogstens met ’wedstrijdformulieren’. De uitslag van vorig jaar is bovendien van nul en generlei waarde, omdat ineens is besloten tot een andere onderzoeksopzet! Alweer: wat voor boodschap heb je daaraan als patiënt? Geen enkele.

Er waren nog enkele opvallende tuimelingen: het doorgaans goed te boek staande OLVG in Amsterdam zakte van plaats 18 (in 2010) naar de bijna laagste regionen: plaats 75. Ineens een slecht ziekenhuis? Evenals het Winterswijkse streekziekenhuis Koningin Beatrix? Van 2 naar 92…

En andersom? Het Waterland Ziekenhuis in Purmerend, waar nogal eens wat is misgegaan in de afgelopen jaren, staat ineens op plaats 7 (was in 2010: 78). Plotseling zoveel beter?

Dezelfde beeldvertekening deed zich recent voor bij mediaverhalen (ook AD!) over de hartsterfte in ziekenhuizen. Die zou zeer grote verschillen vertonen. Voorzitter M. Schalij van de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie zei het ‘ongepast en schandalig’ te vinden dat op deze manier onrust onder patiënten wordt veroorzaakt.

Ons advies: negeer dit soort lijsten en ga uitsluitend met een arts in zee als er een ’click’ van vertrouwen is. Zo niet? Vraag dan om een andere dokter. Of raadpleeg www.hartbemiddelaar.nl  (gratis voor donateurs).

En laat het AD zich voortaan beperken tot de beoordeling van haring en oliebollen.

verwarring bij patiënten

Column door: Jan van Overveld

Geen wonder

Een aantal columns geleden vertelde ik u een anekdote over mijn tante Sjaan zaliger en haar onvoorwaardelijke vertrouwen in de geneeskracht van water uit de bron van Lourdes, het bedevaartsoord in de Franse Pyreneeën waar de moeder Gods aan Bernadette Soubirou verschenen zou zijn. Tegenwoordig kun je dat water online bestellen, maar wat niet veranderd is, is de verpakking: de witte fles stelt de gestalte van Maria voor, het blauwe dopje heeft de vorm van een kroon. Er kon geen verjaardag van tante Sjaan voorbijgaan of wij, neefjes en nichtjes, werden gecontroleerd op bultjes, schrammen, wratjes of padscheten, en elk ongerief werd door tante Sjaan vroom besprenkeld met het wonderlijke water. Wij lieten het ons welgevallen, zij het niet zonder scepsis. Ik herinner me nog een paar Lourdesgrappen die we elkaar vertelden. Over de man die ‘Ik kan lopen!’ riep. Was er een wonder geschied? Nee, zijn fiets was gestolen! En die andere man, die in een rolstoel zat en riep ‘Een wonder! Een wonder!’ Of hij kon lopen? Nee, maar hij had wel nieuwe banden gekregen.

Het geloof in wonderen had zijn beste tijd toen al gehad, dat moge duidelijk zijn. Maar toch. Toen ik laatst het verhaal van Sjaan en haar wonderwater aan een bevriend stel vertelde, wilde de vrouw er toch ook iets over zeggen. Hoe ze, een jaar of vijftien geleden tijdens een vakantie, een dagtochtje naar Lourdes maakten. Uit nieuwsgierigheid naar katholiek massatoerisme. Ze had de jongste, een meisje, op de arm. Naar de bron met het beroemde water wilden ze eigenlijk niet, maar een van de suppoosten wenkte hen en hield het hek open. Alsof ze verwacht werden. Ze gingen binnen. Sceptisch, maar zich op dat moment wel bewust dat het kind een soort eczeem had waarmee de artsen geen raad wisten. Sindsdien zijn ze minder sceptisch, want kort daarna was de huidaandoening van het kind geheel verdwenen.

Is er toen een wonder geschiedt?, vroeg ik. Nee, zei ze, maar wel een groot geluk.

Column door: Ed Schilders

Risico: farmaindustrie vult subsidietekort aan…

ROERMOND – Geheel in de lijn van het rigoureuze snoeibeleid door het kabinet Rutte in zo’n beetje alle geledingen van de samenleving, heeft minister Edith Schippers (Volksgezondheid) nu ook de bijl gezet aan de financiële wortels van veel patiëntenorganisaties.

Bijna de helft van de 43 miljoen euro subsidie die jaarlijks wordt uitgegeven aan enkele honderden patiëntenverenigingen blijft voortaan in ’s Rijks kas. De bewindsvrouw heeft daartoe enkele steekhoudende argumenten: zij vindt dat er méér moet worden samengewerkt door allerhande verenigingen en organisaties die zich allemaal op hetzelfde patiënten/ziekte-terrein begeven.

Uiteindelijk willen de minister en haar staatssecretaris Marlies Veldhuijzen van Zanten structureel 220 miljoen euro interen op subsidies aan patiënten- en gehandicaptenorganisaties en ouderenverenigingen.

En je kon er op wachten: onmiddellijk klonk geweeklaag en zelfs spierballentaal, zoals: ‘Wij gaan ons natuurlijk niet zonder slag of stoot hierbij neerleggen. We zullen onze tanden aanslijpen, want wij lusten dit kabinet rauw… ook de komende jaren’, klonk het uit de mond van een woordvoerder van de CG-Raad.

Hoewel het door sommigen ongetwijfeld zal worden beschouwd als vloeken in de kerk, is Hartpatiënten Nederland verheugd dat nu eindelijk een eind wordt gemaakt aan de jarenlange wildgroei van subsidies. Geld dat, ons inziens, vaak beter en doelmatiger had kunnen worden besteed.

De ferme maatregel van de minister raakt ons in het geheel niet! Nooit heeft onze nu ruim 40 jaar bestaande belangenorganisatie voor hartpatiënten aanspraak gemaakt op welke vorm van (rijks)subsidie dan ook. Bovendien hebben wij geld dat ons rijkelijk werd aangeboden door talloze farmaceutische bedrijven steeds principieel geweigerd. Wij bedruipen onszelf, met hulp van onze leden/donateurs. Zij het, dat moet gezegd, soms met moeite.

Tegenover de microfoon van de NOS zei minister Schippers: ‘Het regeerakkoord had al aangegeven dat patiëntenorganisaties met minder toe moesten. Wij hebben gekeken: hoe kunnen zij nu met minder geld tóch een belangrijke stem blijven voor de patiënt. Wij hebben besloten de ‘dubbelingen’ eruit halen. Dus waar je twee, drie, vier patiëntenverenigingen had voor dezelfde ziekte, hebben wij gezegd: dan doe je het met één… dat scheelt vier secretaresses, vier gebouwen. Je bundelt je krachten, dan heb je met minder geld hetzelfde beleid.’

Ik wil evenwel één kanttekening maken bij de daadkracht van de minister: hét grote risico dat nu dreigt is dat de geneesmiddelenindustrie zich met verhevigde inzet zal opdringen aan patiëntenorganisaties om financieel bij te springen. Dat kan de onafhankelijkheid van hun adviezen aan patiënten nóg verder in gevaar brengen…!

Column door: Jan van Overveld

Gekker moet het niet worden

De komkommertijd sloeg dit jaar extra hard toe. Zo hard, dat tientallen tuinders mogelijk failliet gaan. De komkommer zou vanuit Spanje en later vanuit Nederland een levensgevaarlijke bacterie verspreiden. Binnen de kortste keren waarde in Europa en ver daarbuiten het spook van de levensgevaarlijke EHEC-bacterie rond. Rusland deed Nederlandse groenten in de ban. In Duitsland stierven nogal wat mensen aan een infectie met de bacterie. Al snel werd duidelijk dat de komkommer helemaal niks van doen had met de verspreiding van de gevaarlijke darmbacterie. En dus werden kwistig berichten de wereld in gestrooid dat andere groenten niet zouden deugen. Zo zag ik tomaten, sla en taugé voorbij komen. Misschien heb ik nog een groente vergeten.

De prijs van komkommers was inmiddels tot een historisch dieptepunt gedaald. Bij mij in de supermarkt kreeg je bijna geld toe als je de lekkernijen mee naar huis nam. Ik heb nog nooit zoveel komkommer gegeten! En bijna gratis!

Vroeger kende je de boer en wist je wat die verbouwde. Je kende de groentenwinkel om de hoek, waar je met plezier een praatje maakte over het voedsel. Het was allemaal vertrouwd. Nu vertrouw je niemand meer. Nu schuif je aan bij de kassa’s van de megasupermarkten op bedrijventerreinen, die hun waar kopen van ondernemers die de groenten tegen bodemprijzen moeten verkopen. Onbekend maakt onbemind. Mensen laten zich extreem snel wijs maken dat in producten van de onbekende telers levensgevaarlijke beessies kunnen zitten – en gaan dan acuut over tot een massale koopstaking. Je kunt immers niet meer controleren of het waar is wat zelf uitgeroepen deskundigen voor tv beweren.

Hoe grootschaliger het productiesysteem, hoe eerder de gekte toeslaat. Want een gerucht leidt al gauw tot een ongekend snel uitdijende massahysterie.

We zagen iets dergelijks al met de Mexicaanse griep, die volgens de stemmingmakers van overheid en bedrijfsleven de dimensies zou kunnen krijgen van de omvang van de Spaanse griep die een eeuw geleden (!) tientallen miljoenen slachtoffers eiste. Het zijn vaak slimme multinationals die gebruik maken van de om zich heen grijpende massahysterie. Niet aan meedoen! Dat is slecht voor je hart!

Column door: Henri Haenen

Eetbaar

Het verschijnen van een nieuwe editie van wat ik ‘de Kamsteeg’ ben gaan noemen, is altijd iets om even bij stil te staan. In principe is de Kamsteeg een van de vele boeken die een overzicht geeft van wat er aan additieven (zeg maar E-nummers) op de markt is, en aangezien die wereld niet stilstaat, dient zo’n overzicht steeds te worden herzien. Bij Kamsteeg gebeurde dit nu voor de 6de keer (dit is editie 7 dus) en de titel, E=Eetbaar? (met vraagteken!) is mij tot nu toe, met niet alleen de E-nummers, maar ook een aantal niet in dat systeem opgenomen kunstmatige zoetstoffen en andere geur- en smaakstoffen, het meest uitgebreid en betrouwbaar gebleken. Met zijn verklarende woordenlijst en de lijsten met hulpstoffen en synoniemen en zelfs een lijst met kwalen en mogelijke boosdoeners, is het ook heel toegankelijk.

De biochemicus Dr. J. Kamsteeg is oprichter (1989) van het Klinisch Ecologisch Allergiecentrum, dat meldt: De klinische ecologie, een stroming binnen de geneeskunde, bestudeert de invloed van de omgeving op de mens. Zij houdt zich vooral bezig met chemische verbindingen die voorkomen in ons milieu (lucht, water, voeding, medicijnen).

Ieder additief wordt vermeld met de namen (vaak vele), herkomst, functie en eigenschappen, bijwerkingen, ADI (toegestane dagelijkse hoeveelheid) en de producten waar je het in kunt vinden.

Zoals gezegd staan er ook stoffen in die strikt gesproken geen E-nummer hebben, maar bv. wel een nummer, zoals 955, Sucralose. Daar wordt dan de Amerikaanse merknaam bij genoemd (Splenda), er kennelijk aan voorbijgaand dat er al enige tijd een Nederlandse merknaam voor is, Nevella.

Ik heb alle zoetstoffen geproefd en heb geconcludeerd dat sucralose nog het meest op suiker (sucrose) lijkt, maar het is wel 500 à 600 keer zoeter dan suiker. In feite is het van suiker gemaakt via een slim proces, in ‘89 uitgevonden in een suikerfabriek. Je kunt er mee bakken en koken, want het is zeer stabiel. De industrie past het al vrij lang toe (sinds ‘91) en het wordt al in duizenden producten gebruikt. De bijwerkingen zijn minimaal en de smaak lijkt nog het meest op suiker. Andere zoetstoffen hebben vaak een bittere nasmaak, zelfs het natuurlijke Stevia.

Om zich te onderscheiden van andere zoetstoffen heeft de fabrikant er nu probiotica (bacterieculturen) aan toegevoegd, met name de Bacillus coagulans, door de producent een voedselsupplement, geen medicijn genoemd.

Helaas geeft Kamsteeg daarover geen uitsluitsel. Nog niet zo lang geleden was er een klein stormpje over probiotica, maar dat is allang weer overgewaaid. Probiotica mogen, al is de werking niet echt bewezen.

In feite is het aantal hulpstoffen en supplementen nog veel groter dan ooit in Kamsteegs toch al niet zo dunne uitgave zou passen. Maar dit boek brengt je een behoorlijk eind op weg.
(ISBN 9789023013136, € 16,95)

Column door: Johannes van Dam †

Alternatieven

Een jaar of twintig geleden schreef ik voor de Volkskrant een wekelijkse column over bijzondere boeken. Daardoor kwam ik in briefcontact met een Groningse huisarts die zijn patiënten soms de lezing van een bepaald boek voorschreef of althans aanbeval. Het kon een boek zijn dat specifiek over een bepaald ziektebeeld ging, maar bijvoorbeeld ook een roman of een levensbeschrijving waarin een ziekte een belangrijke rol speelde. Sinds die tijd is bijvoorbeeld J. Bernlefs ‘Hersenschimmen’, over dementie, een veelgelezen boek geworden, net als ‘Het ravijn’ van Max Pam over wat meestal een hersenbloeding genoemd wordt. Hoewel zulke lectuur niet geacht wordt bij te zullen dragen aan een herstelproces, bevordert ze wel de kennis en het inzicht, ook voor de naaste omgeving van de patiënt.

Een paar weken geleden las ik een krantenbericht waarom ik aanvankelijk een beetje moest grinniken. Maar toen schoot de Groningse huisarts me weer te binnen, en concludeerde ik dat ik niet te voorbarig moest zijn. Artsen van de Medical School in Boston hebben het verhaal vastgelegd van een 76-jarige vrouw uit de Dominicaanse Republiek die zij twee nieuwe knieën wilden geven, ware het niet dat dat onmogelijk was door haar torenhoge bloeddruk. Op bloeddrukverlagers reageerde ze niet, maar de vrouw zelf had een remedie: ze begon religieuze liederen te zingen. De volgende dag was de bloeddruk zo ver gedaald dat ze geopereerd kon worden.

De betrokken artsen schrijven dat ze met deze casus geen wetenschappelijke pretentie hebben, maar dat ze het de moeite waard vinden om nader onderzoek te doen. Zingen als alternatieve therapie. Bij het zingen gebruik je blijkbaar meer spieren intensief dan je als leek zou denken en dat brengt dan mogelijk weer de nodige rust om de bloeddruk te verlagen. Misschien is het dus ooit mogelijk dat de huisarts in de toekomst dit recept uitschrijft: Driemaal daags drie liedjes zingen. Het nadere onderzoek zal uiteraard vooral ook moeten aantonen of het nog wat uitmaakt welke liedjes je dan zingt. En of de zorgverzekeraars zo’n melodieuze medicatie gaan vergoeden.

Column door: Ed Schilders