Geen gelijke kansen voor mannen en vrouwen?

‘Reanimatie bij vrouw niet anders dan bij man.’

Amerikaans onderzoek wijst uit dat vrouwen minder kans hebben om gereanimeerd te worden dan mannen, wanneer zij een hartaanval krijgen. Mogelijk zijn omstanders bang om de borsten aan te raken. Hoe terecht is deze angst?

In Nederland vinden jaarlijks tussen de 7.000 en 8.000 reanimaties plaats buiten het ziekenhuis, blijkt uit cijfers van de Hartstichting. Meestal is het slachtoffer dan thuis, maar in 30% van de gevallen vindt de reanimatie plaats op straat of in een openbare gelegenheid. Als er binnen 6 minuten wordt gestart met reanimeren en er een AED wordt gebruikt, zijn de overlevingskansen het grootst. In de kostbare minuten voor de ambulance arriveert, kunnen omstanders dus het verschil maken tussen leven of dood.

Daarom is het dus essentieel dat zo veel mogelijk mensen kunnen reanimeren. Volgens het Rode Kruis heeft driekwart van de Nederlanders hiervoor echter onvoldoende kennis. Ook weten de meeste mensen niet hoe ze een AED, een automatische defibrillator, moeten gebruiken. Gelukkig heeft Nederland, als eerste land ter wereld, wel een netwerk van 170.000 burgerhulpverleners die zo snel mogelijk in actie kunnen komen als iemand een hartstilstand krijgt.

Hoe belangrijk adequate kennis over reanimatie is, blijkt wel uit de schokkende resultaten van een recent onderzoek uit de VS. Wetenschappers onderzochten bijna 20.000 gevallen van reanimaties buitenshuis. Daarvan werd 45% van de mannen door een omstander gereanimeerd, ten opzichte van 39% van de vrouwen. De gereanimeerde mannen hadden ook 23% meer kans om de reanimatie te overleven. De onderzoekers vermoeden dat dit grote verschil verklaard kan worden doordat omstanders bang zijn om de borsten van de vrouw te ontbloten of aan te raken. Bij de mensen die binnenshuis – in de meeste gevallen dus door bekenden – werden gereanimeerd, werd er namelijk wél even vaak ingegrepen bij vrouwen als bij mannen.

Mannentorso

De Amerikaanse Hartstichting concludeerde dat er bij reanimatiecursussen meer aandacht besteed moet worden aan het reanimeren van vrouwen, bijvoorbeeld door meer gebruik te maken van vrouwelijke poppen. Bij de meeste cursussen wordt immers gewerkt met een mannentorso.

Jan Franssen, instructeur bij Stichting Reanimatie Limburg, heeft al 46 jaar ervaring met reanimeren. Hij was ruim twee decennia ambulanceverpleegkundige en werkt momenteel op de Spoedeisende Hulp van het Laurentius Ziekenhuis te Roermond. Daarnaast geeft hij al ruim 30 jaar reanimatie- en AED-trainingen, zowel voor ziekenhuismedewerkers als particulieren. ‘Voor mij heeft het bij een reanimatie nooit uitgemaakt of de patiënt een man of een vrouw is’, zegt hij. ‘Ik denk dat dat voor alle professionals geldt. Door het Amerikaanse onderzoek heb ik me echter wel gerealiseerd dat het voor omstanders die weinig of geen ervaring hebben met reanimeren, wellicht anders kan zijn.’

Bij de cursussen van Stichting Reanimatie Limburg wordt een vrouwelijke pop gebruikt met (kleine) borsten. Dit is puur toeval, legt Franssen uit. ‘We leggen in de cursus namelijk geen nadruk op het verschil tussen mannen en vrouwen. Heel af en toe vraagt een cursist er wel naar, en dan leg ik uit dat reanimatie bij vrouwen precies hetzelfde gaat als bij mannen. De borsten hoeven ook niet te worden aangeraakt, want de druk moet juist op het borstbeen in het midden worden gelegd. Als de patiënt op de rug ligt, vallen (grote) borsten automatisch naar de zijkant. Zeker als het om oudere mensen gaat, die doorgaans slappere borsten hebben.’

Afschermen

‘Bij een reanimatie met de hand is het niet per se nodig om de bovenkleding uit te trekken, maar een AED moet wel op de blote huid gebruikt worden’, vervolgt hij. ‘Ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die schroom hebben om een vrouw in het openbaar te ontkleden. Zelf probeer ik de patiënt altijd af te schermen van kijkers, maar dit doe ik ook bij mannen. Bij mensen met een islamitische achtergrond, die we sowieso al weinig zien op de cursussen, merk ik soms wel dat ze iets terughoudender zijn wat betreft het reanimeren van vrouwen. Misschien is het ook een vorm van schaamte.’

Hij betwijfelt of zinvol is als er tijdens reanimatiecursussen verschillende soorten poppen worden gebruikt. ‘Er is al langer discussie over of we over moeten gaan op genderneutrale poppen, maar ik denk eerlijk gezegd niet dat het nodig is dat iedereen leert reanimeren op zowel een mannen- als vrouwenpop. Daarmee zou je namelijk ook verwarring kunnen creëren: je benadrukt dan juist het verschil, terwijl dat er helemaal niet is. Wel heb ik mezelf voorgenomen om meer alert te zijn op het signaleren van vragen bij cursisten over het reanimeren van vrouwen, ook als ze die vragen niet uit zichzelf durven te stellen.’

Voor meer artikelen klik hier

Littekens: hoe & wat?!

Sommige mensen zitten erg met hun littekens en vinden het ontsierend. Anderen omarmen ze, omdat zij hun verhaal vertellen. Als hartpatiënt(e) is de kans groot dat jij naar aanleiding van een ingreep, een litteken rijker bent. Maar wat is het? Young & Yearning vertelt.

Wat is het?

Een litteken is zichtbare en blijvende huidafwijking naar aanleiding van huidbeschadiging. Littekens zijn een onderdeel van het huidherstellende proces, de wondgenezing, en verschijnen wanneer de wond is genezen en de huid is hersteld. Het littekenweefsel bestaat grotendeels uit collageen, aangemaakt door lichaamseigen bindweefselcellen. Dankzij deze factoren sluit een wond.

Hoe ontstaat het?

Een permanente beschadiging van de tweede huidlaag, de lederhuid, zorgt voor het afsterven van huidcellen waarvoor in de plaats littekenweefsel ontstaat: een litteken. Een operatie, maar ook ongelukken en zelfs ziektes kunnen littekens veroorzaken. Hoe dieper de huidbeschadiging, des te langer de wondgenezing duurt en des te groter de kans op een litteken. De wondgenezing bestaat uit drie fases – de reactiefase, de regeneratiefase en de rijpingsfase – waarin eenvoudig gezegd de huid zich herstelt en het litteken wordt gevormd.

Zijn er risicofactoren?

Waar een wond is, is een kans op een litteken. Echter, bepaalde factoren verhogen de kans op littekens en zijn van invloed op littekenvorming. Leeftijd, genetische factoren en de plaats op het lichaam zijn voorbeelden daarvan, maar ook de oorzaak van de wond en of er sprake is van een infectie of complicaties.

En klachten?

Alvorens een litteken zich volledig heeft gevormd (een proces van ruim twee jaar!), kan pijn, jeuk of irritatie van het litteken optreden. Gedurende deze periode kan het litteken groter en dikker, of harder worden. Als het litteken eenmaal is afgevlakt – de benaming voor een ‘gehuisvest’ litteken – dan hoort de (donker)rode kleur te zijn verdwenen. Interessant weetje: littekens zijn niet alleen cosmetisch storend. Sommige mensen ervaren bewegingsbeperkingen, anderen hebben heuse littekenpijn doordat een zenuwtak bekneld of beschadigd is. Hierdoor ontstaat chronische pijn in en rondom het litteken.

Indien de klachten blijven?

Wanneer een litteken niet uit zichzelf afvlakt en vervaagt, kan actie worden ondernomen. Afhankelijk van de aard (het type en de omvang), zijn verschillende behandelingen mogelijk. Zelfs voor littekens ouder dan twee jaar. Maar de vuistregel is: hoe sneller, hoe beter. De behandelingen zijn gericht op huidverbetering waardoor littekens minder zichtbaar worden. Littekenmassage, licht- of cryotherapie en laserbehandelingen zijn enkele voorbeelden, net zoals peelings, corticosteroïden- en fillerinjecties, maar ook lipofilling, subcisie en chirurgische verwijdering. Verder vinden er behandelingen plaats met druktherapie, siliconen-gel en siliconenpleisters. Good to know: laatstgenoemden zijn geen hele heftige behandelingen.

Nog even over wondverzorging…

Onder het mom van ‘beter voorkomen dan genezen’, is het van belang om zo snel mogelijk te beginnen met wondverzorging voordat het daadwerkelijke litteken ontstaat. Wondverzorging bestaat uit het aanbrengen van een vochtherstellend smeersel om de nieuwe te vormen huid, het litteken, te versoepelen. Let wel, de wond dient gesloten te zijn. Twijfel je? Vraag om advies bij de specialist. Vind jij het een grote stap om naar de dermatoloog te gaan? De stap naar een huidtherapeut is in vergelijking met een dermatoloog laagdrempeliger. Huidtherapeuten kunnen veelal jouw vragen beantwoorden en behandelingen uitvoeren.

Note to yourself: (medische) bewijzen en beweringen over de effectiviteit van smeersels en behandelingen met betrekking tot littekens verschillen

Feiten en fabels over de huid en littekens

  • Guess what? De huid is het grootste orgaan van het lichaam.
  • Daarnaast groeit het snel! Per minuut verliest een mens ruim 30.000 huidcellen. Drie keer raden waar zij belanden? Toch maar even afstoffen en stofzuigen.
  • De huid is niet overal even dik.
  • Op de oogleden is de huid het dunst en onderop de voeten is de huid het dikst.
  • Over dun gesproken: hoe ouder, hoe dunner de huid. Vandaar de ‘transparante’ huid bij ouderen.
  • Maar de huid wordt niet alleen dunner, de bloedvaten doen mee!
  • Door het verouderingsproces neemt de elasticiteit van de huid af en wordt de huid droger.
  • Lichaamsgewicht wordt onder andere bepaald door het gewicht van de huid. Deze bedraagt ruim 15% van het lichaamsgewicht.
  • Dankzij de huid wordt mede de lichaamstemperatuur op peil gehouden.
  • Warm? De bloedvaten verwijden waardoor via de huid de warmte het lichaam verlaat.
  • Koud? De bloedvaten trekken samen.
  • Op littekens groeit geen haar door verandering in het collageen. Hierdoor verschilt een litteken van de rest van de huid.
  • Een litteken is gevoeliger voor UV-straling waardoor de kans op verbranding (en in het ergste geval huidkanker) toeneemt. Smeren dus!
  • Vers litteken? Blijf uit de zon! Toch de zon in? Bedek de wond of het litteken.
  • Toch nog even over UV-straling… littekens of niet, gebruik dagelijks een crème met SPF (zonbescherming). Hierdoor worden onder andere nieuwe littekens voorkomen en wordt het donkerder en zichtbaarder worden van bestaande (acne)littekens tegengegaan.

Voor meer artikelen klik hier

Leef langer door goed je tanden te poetsen!

Veel mensen weten niet dat ze serieuze problemen met hart en vaten kunnen krijgen als ze hun tanden slecht poetsen en een bezoek aan de tandarts zoveel mogelijk uitstellen. Hoe dat precies zit, legt tandarts Heleen Janssen uit. Ze ziet al bijna twintig jaar gebitten van mensen voorbij komen. En soms zijn deze in deplorabele staat. Heleen is tandarts bij Tandartspraktijk Maas en Waal in Ewijk, een dorpspraktijk met extra affiniteit met het behandelen van angstige patiënten en kinderen. In de praktijk is een speciaal opgeleide assistente werkzaam, die mensen begeleidt met tandvleesproblemen. In samenspraak met de tandarts kunnen patiënten soms zelfs doorverwezen worden via hun huisarts naar de specialist omdat de conditie van het tandvlees doet vermoeden dat er ook gezondheidsproblemen zijn. Want slecht onderhouden tanden kunnen ernstige atherosclerose (slagaderverkalking) veroorzaken, legt ze uit. We stelden haar enkele vragen.

Hoe kan te weinig poetsen zorgen voor een verhoogde kans op hartziekte?

In de mond zijn heel veel bacteriën aanwezig. Wanneer er te weinig gepoetst wordt, blijft er tandplak achter en raakt het tandvlees ontstoken. Ontstoken tandvlees is meer doorbloed, en dat zorgt er voor dat deze bacteriën (en de bijproducten die ze maken, zogenaamde toxines) in de bloedbaan terecht kunnen komen. Gevolg is dat de bacteriën zich elders in het lichaam kunnen nestelen (bijvoorbeeld op de hartkleppen) en daar weer voor problemen kunnen zorgen. Ook zorgen de toxines voor ontstekingen elders.

Hoe is men hier achter gekomen?

Duitse onderzoekers hielden in 2006 een groot patiënt-controleonderzoek. Daarin vergeleken ze 263 patiënten die een hartinfarct hadden gehad met een controlegroep van 526 mensen die geen hartinfarct hadden gehad, maar die in mindere mate ook cardiovasculaire risicofactoren hadden zoals hypertensie (hoge bloeddruk). Mensen die een hartinfarct hadden gehad bleken significant meer gebitsproblemen te hebben. Daarbij kan gedacht worden aan diepe pockets en missende of loszittende tanden. Bij mensen die geen hartinfarct hadden gehad, kwam dit vele malen minder voor.

Wat is tandplak precies en hoe is het te herkennen?

Tandplak bestaat eigenlijk gewoon uit voedselresten die op de tanden achterblijven na het eten. Tandplak kun je zien als een dun wit-gelig laagje, dat zich met name bij de tandvleesrand ophoopt. Als dit lange tijd blijft zitten wordt het tandsteen.

En die kan gaan ontsteken?

Ja. Je hebt twee soorten ontstekingen. De lichte gingivitis, waarbij nog geen schade aan het tandvlees is aangericht. Deze is omkeerbaar. Daarnaast heb je de zware tandvleesontsteking, parodontitis. Dan is er schade aan het tandvlees, soms zelfs in het bot. In de diepere ruimtes tussen tand en tandvlees, in de zogenaamde pockets, tieren de bacteriën welig in een zuurstofarme omgeving en zorgen voor schade in de bloedbanen. In dat geval moet je zeker vier keer per jaar naar de tandarts om de dieper gelegen ruimtes van tandsteen te ontdoen. Hier is professionele reiniging dringend nodig!

Zijn tandplak en tandvleesontstekingen te voorkomen?

Ja, door goed te poetsen, minimaal twee keer per dag gedurende twee minuten per keer en door elke dag de ruimtes tussen de tanden en kiezen te reinigen met bij voorkeur ragers (kleine borsteltjes, te koop in verschillende maten). Hiermee kun je zeker tandplak en tandvleesontsteking voorkomen. Je verwijdert dan dagelijks alle tandplak met de (grootste hoeveelheid) schadelijke bacteriën, zodat deze niet de kans krijgen om het tandvlees te laten ontsteken.

Zijn tandplak en tandvleesontstekingen erfelijk?

Tandplak is niet erfelijk. Met poetsen en tussen de tanden reinigen is deze tandplak eenvoudig te voorkomen. Soms is er wel een erfelijke aanleg voor het krijgen van ernstige tandvleesontsteking. Dat betekent dat bij de ene patiënt meer schadelijke (paro)bacteriën aanwezig zijn dan bij een ander. Hierdoor is de kans op tandvleesontsteking groter. Maar dat betekent niet dat als je vader of moeder al vroeg een kunstgebit had omdat hij/zij altijd tandvleesontsteking had, jij dan ook vroeg een kunstgebit krijgt. Je kunt dit in grote mate zelf beïnvloeden.

Welke mensen lopen extra risico?

Onze mond is de spiegel van onze gezondheid. Ziektes kunnen daarom hun weerslag hebben in de mond. Je hoort vaak terug dat mensen niet weten dat hun tandproblemen kunnen wijzen op andere lichamelijke problemen. Zo is er een verhoogd risico voor hartpatiënten, diabetici, en mensen met hoge bloeddruk. Ik heb al meerdere malen iemand ter controle op suikerziekte naar de huisarts gestuurd omdat ik aan het gebit zag dat de tanden achteruit gingen.

Hoe komt het dat zo weinig mensen weten dat slecht poetsen voor vaatproblemen kan zorgen?

Inderdaad, het is vaak onbekend bij mensen. Er mag wat mij betreft meer voorlichting komen. Je moet niet alleen aan het aanzien van je gebit denken, of aan het goed kunnen kauwen. Een slecht onderhouden gebit is een serieus probleem. Daar zijn veel mensen zich niet van bewust!

Voor meer artikelen klik hier

Google, wat denk jij dat ik heb?

Google is niet meer uit ons leven weg te denken. Dat is ook het geval als het om onze gezondheid gaat. Veel mensen raadplegen dan ook bij klachten niet meteen de huisarts, maar eerst hun telefoon, laptop of tablet. En in sommige gevallen proberen zij dan het probleem zelf op te lossen en verdwijnt het huisartsbezoek naar de achtergrond. Is dat slim? ‘Belangrijk is om de juiste sites te raadplegen.’

Google kan soms heel handig zijn en zelfs noodzakelijk als je iets mankeert. Dat illustreert het verhaal van Renate Kopò (26). Ze had last van terugkerende pijnaanvallen bij haar middenrif. ‘Paniekaanvallen’ dacht de huisarts, maar Kopò voelde geen paniek maar pijn. Vervolgens zei haar arts dat ze dan last had van haar maag en minder vet moest eten. Het hielp niets en Kopò werd verwezen voor een maagonderzoek. Daar was niks op te zien. De arts in het ziekenhuis stuurde haar terug naar de huisarts die vond dat ze maar moest wachten tot het ‘vanzelf overging’. Ondertussen werden de aanvallen steeds heftiger.  Kopò besloot zelf op onderzoek uit te gaan. Ze kwam via Google uit op galstenen. Maar dat vond de huisarts zeer onwaarschijnlijk.  Niet ‘zelf gaan dokteren’ vond hij. Kopò wachtte tot haar huisarts op vakantie was en ging naar diens vervanger. Die reageerde anders: ‘ik ga niet altijd mee in de diagnose van iemand die zelf gegoogled heeft, maar ik vind je aanname plausibel.’ In het ziekenhuis bleek dat ze 12 galstenen had. Haar galblaas is inmiddels verwijderd en Kopò heeft haar oude huisarts ingeruild door diens vervanger. Ze zegt: ‘Een arts heeft er natuurlijk voor geleerd, maar als die er niet uitkomt is het zeker goed om zelf op onderzoek uit te gaan en suggesties te doen.’

Hoewel Kopò eerst naar de huisarts ging voor ze besloot te gaan Googlen, doet 80% van de consumenten dat nog voor ze een arts bezoekt, blijkt uit een onderzoek van de consumentenbond in samenwerking met de faculteit huisartsengeneeskunde van het Leidsch Universitair Medisch Centrum (LUMC). De meesten (57%) willen er zo achter komen of zij zelf iets aan bepaalde klachten kunnen doen. Anderen willen meer weten over bepaalde behandelingen (44%) of over de werking van geneesmiddelen (34%). Dertig procent wil graag ervaringen lezen van anderen.

Ruim een kwart van de deelnemers aan het onderzoek van de Consumentenbond besluit het bezoek aan de huisarts vervolgens uit te stellen en het probleem zelf op te lossen met zelfzorgmiddelen of door het aanpassen van hun leefstijl. Maar een goede diagnose is dan natuurlijk het begin. En daar gaat het volgens hetzelfde onderzoek soms mis. Eén op de vijf deelnemers aan het onderzoek komt tot de verkeerde conclusie als ze op internet gaan struinen. Het raadplegen van betrouwbare sites (zie kader) maakt die kans kleiner. Anderen (1 op de 3) gaan wel naar de huisarts en de meesten vertellen deze over hun zoektocht op internet. Maar een deel doet dat niet, omdat ze de huisarts niet willen beïnvloeden of omdat ze bang zijn dat de huisarts het vervelend vindt. Dat gold voor de huisarts van Kopò, maar in de meeste gevallen is dat niet zo.

Sommige huisartsen juichen het zelfs toe. ‘Het praat makkelijker’ zegt bijvoorbeeld Niels Chavannes, hoogleraar huisartsengeneeskunde in een artikel van de consumentenbond over het onderzoek. Anderen vinden dat ‘twee meer weten dan één’. Slechts vijf procent van de huisartsen vindt het geen goed idee, voornamelijk omdat ze de informatie die ze op internet lezen nogal eens onbetrouwbaar vindt.

En artsen weten het ook niet altijd of hebben geen langdurige oplossing. Ook dan is zelf doorzetten en blijven Googlen een goed idee.

Petry Huisman (57) was 13 toen ze enorm veel bloed verloor bij haar ontlasting. ‘Het is een beetje een vies verhaal, maar het spoot er uit,’ zegt ze erover. Veel bezoeken aan ziekenhuizen volgden, ze moest medicijnen slikken, vaak rusten en kreeg een streng dieet. En groot deel van haar eerste jaren in de puberteit bracht ze liggend in het ziekenhuis door. Toen ze vijftien was ging het eindelijk beter en kon ze weer normaal eten. Maar toen ze op haar 28e haar oudste zoon kreeg waren haar darmen weer ontstoken. Ze is zelf gaan zoeken via Google en was kwam na lang zoeken en proberen drie jaar geleden uit bij Thalamo, een kliniek die alternatieve en reguliere geneeswijzen combineert. Ze eet nu geen gluten, melk en soja meer omdat haar darmen daar niet goed op reageerden en het gaat nu heel erg goed met haar. ‘Ik voel me nu erg gezond en energiek.’ Haar advies is om altijd ook vooral zelf te blijven denken en zoeken.

Dus Googlen? Zeker doen, maar op de juiste sites en in aanvulling op het advies van de artsen.

Betrouwbare sites:

  • hartpatienten.nl: 100% onafhankelijk en objectief
  • thuisarts.nl: informatie gebaseerd op wetenschappelijke richtlijnen
  • oogartsen.nl: gezamenlijke website van een aantal ziekenhuizen
  • mlds.nl: over buikklachten, van de Maag Lever Darm Stichting
  • nvdv.nl: patiëntenfolders van de wetenschappelijke vereniging van huidartsen
  • kwf.nl: informatie over symptomen en behandeling van kanker
  • allesoverhetgebit.nl: informatie van de beroepsvereniging van tandartsen
  • apotheek.nI: informatie van de apothekersvereniging over ziekten en medicijnen
  • rivm.nl: informatie over infectie ziekten en bevolkingsonderzoeken
  • kiesbeter.nl: overheidssite met keuze-informatie en informatie over aandoeningen

(bron: Consumentenbond)

Betrouwbare apps:

  • Hartbrug
  • Thuisarts.nl
  • Appotheek
  • Moet ik naar de dokter?
  • Tekenbeet
  • Rode Kruis (EHBO)

Smeren in de lente

 

De lente is in volle gang. Wanneer de zon doorbreekt en de temperaturen enigszins oplopen, lijkt het besef rondom de gevaren van zonkracht, als sneeuw voor de zon verdwenen. Maar smeren in de lente is meer dan een must.

 

Wanneer uw huid tijdens de wintermaanden geen of weinig zon heeft gezien, zijn de eerste zonnestralen al gauw schadelijk. Het ‘even’ meepikken van de zon op een terrasje, is meer dan verraderlijk. Gun uw huid de tijd om op een verantwoorde manier aan de zon te wennen.

 

Smeren

Onze huid beschikt over een zelf ingebouwde zonfilter in de vorm van melanine. Melanine zorgt voor de verkleuring van de huid. Het vrijgekomen pigment, de melanine, vormt een beschermlaag die ervoor zorgt dat de uv-straling (ultraviolette straling) het DNA van de lichaamscellen niet beschadigd. Hiermee is tevens een van de bekendste uitspraken ontkracht; kleur komt van binnenuit en scrubt u er niet vanaf.

 

Gooi in uw enthousiasme over het natuurlijke beschermingsmechanisme van uw huid niet de zonnebrand weg. Uw lichaam heeft hulp nodig bij het beschermen van uw huid. En dat verkrijgt u onder andere door te smeren. In zonnebrand zit de zogeheten ‘Sun Protection Factor’. In de volksmond ook bekend onder de afkorting ‘SPF’, oftewel ‘beschermingsfactor‘.

En nog eens

SPF zorgt ervoor dat uw huid beschermd is tegen de schadelijke uv-stralen. De hoogte van de factor geeft de mate van bescherming aan.

 

Eenmaal ingesmeerd, betekent niet dat u de tube voor de rest van de dag links kan laten liggen. Sterker nog; herhaaldelijk opnieuw insmeren is belangrijk. Wees niet zuinig met uw zonnebrand, maar breng deze royaal aan en vergeet daarbij het gezicht niet. Note to yourself: na het openen is zonnebrand beperkt houdbaar vanwege de verminderende factor.

 

Zonnebril & Co.

Goede zonbescherming stopt niet bij de huid. Uw ogen, maar ook hoofdhuid vragen eveneens om bescherming. Met een zonnebril beschermt u zowel uw ogen tegen het zonlicht, als de tere huid rondom uw ogen. Zorg wel voor zonneglazen met uv-filter.

 

Krijgt u het al benauwd bij het idee aan een zonneklep? Nergens voor nodig! Tegenwoordig zijn er uiteenlopende variaties daarop. Denk aan een zwierige sjaal, hippe pet of een luchtige hoed. En ondertussen bent u (beter) beschermd tegen een zonnesteek.

 

 

Zonrichtlijnen

  • Geniet van de zon, maar met mate. Ook als u een goede zonnebrand gebruikt.
  • Voorkom verbranding. Laat de huid eerst voorzichtig wennen aan de zon en blijf de eerste dagen niet te lang in de felle stralen. Uw huid kan zich zo iets verdikken en langzaam bruin worden, waardoor hij een natuurlijke bescherming biedt tegen verbranding.
  • Zoek de schaduw op tussen twaalf en drie uur ‘s middags, de zon is dan het sterkst in Nederland. In andere landen kan dit anders zijn, informeer op uw vakantieadres.
  • Draag in de volle zon een pet of hoed en gebruik een zonnebril, om een zonnesteek te voorkomen.
  • Bescherm uw huid met een goede zonnebrand. Ook wanneer u al een bruine teint heeft. Wees bovendien voorzichtig in de bergen, waar de stralen intenser zijn. Denk erom dat bewolking en wind de intensiteit van de stralen niet altijd verminderen, ook al voelt het niet warm aan. Wees ook voorzichtig met medicijnen en alcohol in de zon. Vraag bij twijfel altijd advies aan uw huisarts.
  • Neem alleen een zonnebad – in de zon of onder de zonnebank – als u minimaal zestien jaar bent en huidtype twee, drie of vier heeft.
  • Volg de gebruiksaanwijzing van de zonnebank nauwkeurig op.
  • Vraag in een zonnestudio altijd om persoonlijk advies.
  • Ga niet in de zon en zeker niet onder de zonnebank als uw huid vreemd reageert met bijvoorbeeld jeuk, uitslag of snelle verbranding. Vraag bij twijfel altijd advies aan uw huisarts.
  • Bij sommige huidaandoeningen helpt uv-straling, bij andere juist niet. Hiervoor bestaan speciale zonnebanken. Vraag uw huisarts om advies.

 

Bron: Op initiatief van de Nederlandse Kankerbestrijding Koningin Wilhelmina Fonds, zijn bovenstaande tien richtlijnen opgesteld door deskundigen op het gebied van uv-straling en huidaandoeningen.

 

 

Smeertips

  • Smeer u dertig minuten voor het zonnen alvast in.
  • Elke anderhalf uur, tot twee uur, opnieuw insmeren.
  • In het water geweest? Smeer opnieuw in (ook als u een waterproof zonnebrand hebt).
  • Ook insmeren in de schaduw.
  • Smeer uw lippen met een speciale lippenbalsem tegen de zon in.
  • Kinderen moeten minimaal factor dertig gebruiken, maar liever factor vijftig.
  • Een hogere factor voorkomt roodheid en verbranding, maar gaat het bruin worden niet tegen.
  • Vergeet niet in te smeren tussen de tenen, dit is de meest voorkomende plek voor een melanoom (een vorm van huidkanker die ontstaat op een plek waar een moedervlek zat).
  • Een duurdere zonnebrand is niet per definitie beter.
  • Laat zonnebrand niet warm worden in uw tas.
  • Extreme hitte kan ervoor zorgen dat de werking van zonnebrand flink achteruit gaat.

 

 

Zonweetjes

  • De zon is ruim vijf miljard jaar geleden begonnen met schijnen.
  • De zon schijnt het meest in mei en juni met een gemiddeld aantal zonuren van 6.8 per dag, tegenover respectievelijk 6.5 en 6.2 in de zomermaanden juli en augustus.
  • Ruim 75 procent van de Nederlanders smeert zich te zuinig met zonnebrand in.
  • Den Helder is de zonnigste plek van Nederland en heeft gemiddeld 1650 zonuren per jaar.

 

Frank Visseren:  Zelftest cholesterol is van weinig waarde

 

Frank Visseren:  Zelftest cholesterol is van weinig waarde

 

Ze zijn in allerlei vormen en maten verkrijgbaar tegenwoordig: de zelftesten voor het cholesterolgehalte in het bloed. Maar heb je er ook wat aan? Daarover bestaan de nodige twijfels. En dus legden wij onze vraag voor bij hoogleraar vasculaire geneeskunde en epidemioloog Frank Visseren. De hoogleraar is internist op het Universitair Medisch centrum (UMC) in Utrecht en staat bekend als deskundige op het gebied van cholesterol. Zo doet hij onder meer onderzoek naar de rol van buikvet bij het ontstaan van kanker en hart- en vaatziekten.

 

Om maar gelijk met de deur in huis te vallen, Frank Visseren windt er geen doekjes om: ‘Ik vind zelfmanagement heel belangrijk, maar ik zou zelf niet zo’n thuistest aanschaffen.’ En daarmee geeft hij alvast een schot voor de boeg.

 

De Consumenten

gids testte drie verschillende soorten thuistest begin deze zomer. Daaruit bleek al dat de consumentengids weinig vertrouwen heeft in de zin van de aanschaf van deze apparaten. Je hebt er namelijk niet zoveel aan en bovendien is het gebruik ervan erg ingewikkeld en omslachtig, bleek uit de tests.

 

De thuistest lijkt een beetje op de glucosemeters voor suikerpatiënten. Zij kunnen enkele malen per dag testen hoe het staat met hun bloedsuikerspiegel. Aan de hand daarvan kunnen ze met de huisarts overleggen of het voedingspatroon moet worden aangepast, of er meer beweging nodig is en of het medicijngebruik moet worden aangepast. Heel nuttig dus. Dat geldt echter in aanzienlijk mindere mate voor de zelftests voor cholesterol, zoals ook de consumentengids al constateerde. Visseren is het daarmee eens. ‘Zulke testen meten alleen het totaal aan cholesterol’, legt de hoogleraar uit. ‘Daar heb je feitelijk niet zoveel aan. Je hebt namelijk goed en slecht cholesterol. Om te weten of het goed met je gaat moet je van allebei die soorten cholesterol een beeld krijgen. Dus van het slechte LDL-cholesterol en van het goede HDL-cholesterol.’ HDL staat voor high-density lipoprotein, LDL voor low-density lipoprotein. Een teveel aan LDL, het slechte cholesterol dus, vergroot het risico op hart- en vaatziekten. Het kan leiden tot verharding en vernauwing van de slagaderen. HDL daarentegen neemt overtollig cholesterol in het bloed op en voert het af naar de lever. Daar kan het slechte cholesterol worden afgebroken. ‘Kort samengevat: een hoog HDL is dus goed, een hoog LDL is dus slecht’, aldus Visseren.

 

Helaas meten de zelftests voor thuis alleen het totaal aan cholesterol. ‘Dat leidt mogelijk tot foute conclusies’, vreest Visseren. ‘Als het totaal cholesterol volgens de test hoog is, lijkt dat slecht. Maar het kan komen, omdat je HDL-gehalte hoog is, en dat is juist goed.’

 

Visseren heeft niets tegen zelftesten. Integendeel. ‘Maar dan moet je dingen meten waar je wat aan hebt. Deze zelftesten voor cholesterol geven niet de informatie waar je iets mee kunt. Het totaal aan cholesterol zegt onvoldoende. Voor het berekenen van het risico op het krijgen van een hartinfarct of herseninfarct heb je het totale cholesterol nodig en het HDL-cholesterol.’

Helemaal zinloos vindt hij thuis meten nu ook weer niet. Dus wie zo’n meter heeft aangeschaft, hoeft die niet gelijk bij het vuilnis te gooien. ‘Thuis meten kan soms zinvol zijn’, zegt Visseren. ‘Als je een afwijking ziet in het totale cholesterol, heeft dat een signaalfunctie. Dat kan betekenen dat je naar de dokter moet gaan voor verder onderzoek.’

 

Alles samenvattend vindt Visseren de waarde van de zelftests voor cholesterol niet hoog. ‘Als je wilt weten hoe het zit met je cholesterol zou ik zeggen: ga naar de huisarts of naar een laboratorium.’

 

Statines

Enkele jaren geleden woedde een hevige discussie over de zin of onzin van het gebruik van cholesterolremmers, de zogenoemde statines. Die discussie is nu verflauwd, de strijdbijlen zijn begraven. Tegelijkertijd constateert Visseren dat sommige mensen  last hebben van bepaalde bijwerkingen van statines. Dit zijn meestal milde bijwerkingen die niet gevaarlijk zijn, maar wel vervelend als je statines vele jaren moet gebruiken. Hoewel het slechts om een relatief beperkt aantal gebruikers van dit medicijn gaat, is er voor hen goed nieuws. Een aantal centra, waaronder het UMC Utrecht, is momenteel bezig met grote studies naar alternatieven voor statines. Dit zou mogelijk gevonden kunnen worden in de nieuwe medicijnen die nu de namen PCSK9-remmers en CETP-remmers hebben. ‘Het gaat om twee groepen geneesmiddelen waarvan de eerste resultaten indrukwekkend zijn’, zegt Visseren. ‘De medicijnen zijn in eerste instantie bedoeld voor mensen die statines niet kunnen verdragen en voor patiënten met erfelijke vorm van hoog cholesterol die de streefwaarde voor het cholesterol niet halen. Ik ben heel optimistisch gestemd, maar natuurlijk moet je nooit te vroeg juichen. Bovendien’, waarschuwt de hoogleraar, ‘het duurt nog wel een paar jaar voor de nieuwe medicijnen voor iedereen beschikbaar zijn.’

Buikvet

Omdat Visseren onderzoek doet naar de rol van buikvet nog even kort over de gevaren van overgewicht. ‘Het is heel erg belangrijk dat mensen op hun gewicht letten’, zegt de hoogleraar. ‘Vetcellen zijn namelijk heel actieve cellen. Ze produceren stofjes waar je suikerziekte, kanker of hart- en vaatziekten van kunt krijgen.’ Hij wijst ook op de samenhang met cholesterol. ‘Hoe zwaarder je bent, des te meer zakt het gehalte aan goed HDL-cholesterol in je bloed, en des te groter worden de risico’s op hart- en vaatziekten.’ Kortom: de weegschaal op, Nederland, want we zijn veel te dik met zijn allen! De strijd tegen kanker, suikerziekte en hart- en vaatziekten begint met afvallen – en natuurlijk moeten we stoppen met roken.

Jan Chin geeft raad

 

WEERT – Bij alles wat we doen en nalaten mogen we vooral goed letten op onze intenties. Want het doel van ons handelen bepaalt de uitkomst van ons handelen. Lijkt een open deur. Maar wie van ons leeft hier ook naar?

 

Dit is zo’n typische vraag die voormalige cardioloog Jan Chin uit Weert zou stellen. We hebben Chin enkele magazines geleden al aan u voorgesteld onder de rubriek ‘Openhartig over…’. We beschreven hoe Chin besloot de overstap te maken van cardioloog in een ziekenhuis naar behandelend acupuncturist met een eigen praktijk aan huis. In de acupunctuur kan hij mensen beter helpen, vindt de arts. Hij put daarin veel kennis en inzicht uit de Chinese geneeskunst.

 

‘Mijn insteek is dat emoties van invloed zijn op ons welbevinden’, legt Chin uit. ‘Het blokkeren van emoties leidt op den duur tot lichamelijke en psychische klachten. Emoties kunnen ziek maken, maar ook genezen. Een emotie is een gevoel dat in beweging moet zijn. De Chinezen kennen verschillende emoties, zoals angst, euforie, boosheid, zorgen maken en malen en rigiditeit. Emoties kunnen slecht zijn voor je energie. Emoties hebben een relatie tot organen. Dit is een van de uitgangspunten waarmee ik voortaan in het Hartbrug Magazine vragen rond ziekte en gezondheid wil toelichten.’

 

‘Ik wil mensen handgrepen geven wat te doen met emoties. Emoties mogen er zijn, maar moeten wel in beweging zijn. Vergelijk het met een kind, dat nu huilt, maar even later alweer vrolijk aan het spelen is. Het uiten van de emotie verdriet schept nieuwe ruimte.’

 

Chin associeert problemen met het hart met een van de emoties, zoals door Chinese geneeskunst genoemd: overdreven vreugde of euforie. ‘Die put de hartenergie uit’, weet Chin. Alles hangt met alles samen. Je kunt dingen niet los van elkaar zien, zoals in de westerse geneeskunde te vaak gebeurt. ‘Onze geest heeft een veel grotere invloed op ons lichamelijke welbevinden dan we vaak denken’, legt Chin uit. ‘Ziekmakende gedachten kunnen ons écht ziekmaken. Gedachten zijn ziek makend als ze negatief zijn, vijandig, afgunstig of angstig. Om dan maar positief te gaan denken, zoals je vaak leest, is weinig zinvol. Je moet er vanuit je hart achter staan, je moet het echt vanuit je hart menen.’ Het hart is volgens Chin erg belangrijk: ‘Kiezen doe je met je hart, het hoofd heb je nodig om die keuze te begrijpen.’

Vanaf het volgende Hartbrug Magazine: Jan Chin geeft raad!

 

[ ‘Emoties kunnen ziek maken, maar ook genezen’]

Vervangen THUISTESTEN straks de doktersdiagnose?

Willen we dit allemaal wel weten…

ROERMOND – Wil een mens nu al te horen krijgen dat er bij hem of haar mogelijk over 20 of 30 jaar een ernstige ziekte dreigt? Een aandoening die nú nog niet effectief te behandelen is, maar tegen die tijd…? ’Ach, je weet maar nooit, het gaat tenslotte snel in de medische wetenschap!’

 

Technisch is die vooruitziende blik al geruime tijd mogelijk. Door een beetje speeksel of bloed, vanuit huis, vanaf het driezitsbankstel op te sturen naar een centraal laboratorium waar aan de hand van wat DNA een erfelijkheidsbepaling zal worden uitgevoerd. Tegenwoordig is heel simpel om – tegen betaling – binnen enkele weken een medisch toekomstbeeld van jezelf te verkrijgen. Of eenvoudiger nog: door het invullen van wat internetvragen.

 

Maar willen we het ook? Daar zijn velen nog steeds niet over uit. Wil iemand morgen van een thuistest kunnen aflezen dat hij of zij in de jaren tussen 2030 en 2040 wellicht een vorm van kanker of hart- en vaatziekten ontwikkelt die minimaal levensontregelend is, dan wel in het slechtste geval het einde betekent?

 

Een moeilijke vraag,  voor heel veel mensen zelfs een ernstig dilemma. Velen willen namelijk helemaal (nog) niet weten of ze een verhoogd risico hebben op diabetes, de ziekte van Alzheimer, astma of botontkalking. Waarom zou je het levensplezier van zoveel jaren nu al verpesten met een kansberekening, samengesteld op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten? Hoe dikwijls immers blijken die visies van nu over tien, laat staan over 30 jaar volkomen achterhaald…

 

Aan de andere kant, en daar is ook veel voor te zeggen, is het soms zinvol heel vroeg het leef- en consumptiegedrag aan te passen indien in de verre toekomst bijvoorbeeld diabetes aan de horizon verschijnt of een cholesterolprobleem.

 

Aanleiding voor het nog eens op een rijtje zetten van de ‘voors en tegens’ van het zelftesten is het recente nieuws dat specialisten van het Bronovo Ziekenhuis in Den Haag een internettest hebben ontwikkeld waarmee in totaal 28 van de meest voorkomende ziekten zijn te voorspellen. ‘Wij merken nog te vaak dat mensen beter geholpen hadden kunnen worden als ze eerder op de hoogte waren geweest van hun risico’s’, legde initiatiefnemer en chirurg Arthur Niggebrugge tegenover de NOS uit. ‘Daar willen wij met deze online zelftest verandering in brengen.’

 

Er zijn overigens twee testen, meldt dagblad Trouw. De basistest is gratis, de vervolg-experttest kost 19,95 euro. De basistest geeft aan hoeveel risico iemand loopt op hart- en vaatziekten, nierschade en diabetes. Na het invullen van de test – bij de experttest kan dat een half uur duren – krijgt men direct de uitslag.

 

De Rotterdamse epidemioloog Cecile Janssens van de Erasmus Universiteit deed onderzoek naar de betrouwbaarheid van dit soort thuis-DNA-tests. En ze blijkt daar niet erg over te spreken en gemengde gevoelens over te hebben. De uitslagen bleken namelijk niet altijd even betrouwbaar stelt zij in het Algemeen Dagblad. ‘Wie de ene keer een verhoogd risico op bijvoorbeeld diabetes had, bleek een volgende keer ineens een verlaagd risico te hebben’

 

Bovendien weten we nog heel weinig over de relatie tussen genen en ziekten, benadrukt de Rotterdamse epidemioloog in de Rotterdamse krant. ‘Bedrijven vernieuwen continu op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten de uitkomst. Er worden voortdurend nieuwe genen ontdekt, maar hoe groot de invloed ervan op ziekten is, is onbekend.’

 

Hart- en vaatziekten, diabetes, astma en botontkalking voorspellen aan de hand van genen, is dus vrijwel niet mogelijk, verklaarde Cecile Janssens medio vorig jaar in de krantenpublicatie. ‘De soms hoge kosten van een DNA-test kun je dus maar beter in je zak laten zitten. ‘Of, en dat is misschien nog wel de beste preventie: besteden aan een gezonder leefpatroon.

[ Nog heel weinig bekend over de relatie ’genen en ziekten’ ]

[ Online-zelftest onthult 28 ziekten… ]